"Sanderijn en Lanslot".29 Daarmee specificeert hij het Fiolierenarchief gunstiger
en voor vakgenoten inzichtelijker dan Poldermans indertijd deed.
Kort daarop, in 1944, verschijnt een samenvattende studie van J.J. Mak over
de rederijkers. Sinds Schotels standaardwerk van 1871 was veel nader onderzoek
gedaan, dat in Maks studie opnieuw gepresenteerd en geordend wordt. Hij be
steedt geen expliciete aandacht aan de kamer van 's-Gravenpolder. Hij vermeldt
alleen Poldermans' artikel in Archief 1930 te midden van vele andere deelstudies
en tekstuitgaven.30 De titels en de genreaanduidingen die Meertens had gegeven,
noemt Mak niet. Mogelijk kwam Meertens' informatie voor Mak te laat om er
inhoudelijk op in te kunnen gaan en moest hij zich beperken tot deze vermelding
in de bibliografie.
Meertens' Letterkundig leven is ook de bron waaruit A. van Elslander put voor
zijn Lijst van Noord-Nederlandsche Rederijkerskamers. Nadat hij in 1944 een lijst van
Zuid-Nederlandse kamers had gepubliceerd in een tijdschrift dat specifiek gewijd is
aan de rederijkerscultuur, doet hij dat het jaar daarop van de Noord-Nederlandse.
De informatie is gevat in een tabel die, per provincie, de dorpen en steden noemt
waar ooit een of meer kamers waren geweest met wat bijzonderheden zoals naam,
devies en patroonheilige.31 Over De Fiolieren van 's-Gravenpolder meldt hij alleen
wat hij ontleende aan het proefschrift van Meertens. Hij is de eerste die de oorspron
kelijke publicatie van Poldermans negeert en zich tevredenstelt met informatie uit
de tweede hand, namelijk die van Meertens. Dat zal later vaker voorkomen.
Het zijn maar vijf vermeldingen, maar ze zijn van belang voor een grotere be
kendheid van het 's-Gravenpolderse corpus in vakkringen. Een in die tijd weten
schappelijke grootheid als De Vooys meldt de vondst van een onbekende tekst
versie van het ook toen al populaire abele spel van Lanseloet van Denemerken.32
Het proefschrift van Meertens maakt aan de wetenschappelijke goegemeente dui
delijk dat het om een grote en gevarieerde verzameling gaat. Een jaar later wordt
Bram le Clercq
479
29 P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende
eeuw. Amsterdam, 1943, 113.
30 J.J. Mak, De rederijkers. Amsterdam, 1944, 168.
31 A. van Elslander, Lijst van Noord-Nederlandsche rederijkerskamers uit de XVe en XVIe eeuw.
In: Jaarboek van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine te Gent 3,
1945, 24-35.
32 In 1944 maakt De Vooys nog eens melding van Poldermans' uitgave van het Spel van de
stathouwer in een artikel over de stand van het rederijkersonderzoek in Nederland, maar zo
verstopt en zuinig in een voetnootje dat het hier ook wel bij een voetnoot kan blijven. C.G.N.
de Vooys, Noordnederlandse studie van de rederijkerslitteratuur. In: Jaarboek van de Konink
lijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine te Gent 2, 1944, 33-37.