een tekstkritische editie van het spel, dat wil zeggen dat de tekst door de editeur
waar nodig en wenselijk genormaliseerd, verbeterd en hersteld is. Die ingrepen
zijn dan steeds nauwkeurig verantwoord.68
In diezelfde periode werkt aan de universiteit Gent P. Lammens-Pikhaus aan
haar onderzoek naar tafelspelen bij de rederijkers.69 Ze beschrijft in haar proef
schrift een corpus van 113 tafelspelen, grotendeels ontleend aan Hummelens re
pertorium. Daaronder is ook het 's-Gravenpolderse Niemans Eijghen en Mijselfs
Onvrij. Het gaat er in deze studie vooral om het genre tafelspel te onderscheiden
en de kenmerken ervan te beschrijven. Het 's-Gravenpolderse spel wordt dus niet
op eigen merites geanalyseerd, maar uitsluitend hier en daar gebruikt als voor
beeld van een genrekenmerk.70
Het recentere proefschrift van Femke Kramer onderzoekt het genre van de
klucht.71 Voor haar onderzoek selecteerde ze uit Hummelens Repertorium 77
kluchten, waaronder de drie uit de verzameling van De Fiolieren: Claes en Geene,
Scavuyt en Haestbedroghen en vrou Pluijse. Zoals eerder in Hüskens dissertatie
fungeren ze als illustratiemateriaal.72 Kramer gebruikt ze voor de analyse van
genrekenmerken van de rederijkersklucht, maar ze geeft ook ruime samenvat
tingen van de inhoud.
Inmiddels is het corpus Fiolieren zodanig ingeburgerd in de academische we
reld, dat in publicaties nauwelijks nog verwijzingen naar Poldermans' Archief-pu
blicatie voorkomen en ook steeds minder naar 's-Gravenpolder en De Fiolieren.
Auteurs achten verwijzing naar het codenummer in Hummelens Repertorium
veelal voldoende. Of naar een teksteditie, als die er is. Bax en Vuijk bijvoorbeeld
analyseren de dialogen van de sinnekens van vijf bekende rederijkersspelen, waar-
72 Hüsken, Noyt meerder.
488
'De wereld in'
68 M. Hendrikx-Welten, Het Spel van Koningin Elysabeth, aanzet tot een uitgave. Ongepubli
ceerd. Blaricum, 1987(2).
69 P. Lammens-Pikhaus, Het tafelspel bij de rederijkers. Twee delen. Gent, 1988 en 1989. Op p. 32
definieert zij het tafelspel als 'een dramatisch rederijkersgenre, dat voor een privé-gezelschap
bij een of andere feestelijke gelegenheid rondom een tafel tijdens de maaltijd werd opgevoerd
door maximaal vier spelers die met elkaar of met het publiek in discussie gewikkeld
zijn over een of ander punt waarbij dit soms gepaard gaat met lijfelijk contact en actie en
waarbij rechtstreekse apostrofen en allusies op het feestgezelschap wijzen op het doorbreken
van de 'vierde wand.1
70 Het valt op dat Lammens-Pikhaus liever refereert aan Mijn Zelfs Onvry van J.B. Houwaert. Dat
is een gedrukte versie van hetzelfde spel uit 1621. De oorzaak van die voorkeur kan zijn het niet
beschikbaar hebben van een goede transcriptie van de 's-Gravenpolderse tekst en wel van een
foto(kopie) van Houwaerts gedrukte tekst.
71 F. Kramer, Mooi vies, knap lelijk. Grotesk realisme in rederijkerskluchten. Hilversum, 2009.