onder het '-Gravenpolderse Spel van Joseph en volstaan met verwijzing naar de teksteditie van Dibbets en Hummelen.73 Als Pleij Haestbedroghen en vrou Pluij- se ter sprake brengt, verwijst hij simpelweg naar Hüskens dissertatie, niet naar 's-Gravenpolder of De Fiolieren.74 De primaire bronnen hoeven niet altijd meer vermeld te worden. Na het pionierswerk in de naoorlogse periode van onder anderen Van Elslan- der in Vlaanderen en Hummelen in Nederland, verbreedt de belangstelling voor de rederijkers en hun teksten zich, zoals eerder opgemerkt, langzamerhand in een meer cultuurhistorische richting. In het laatste kwart van de twintigste eeuw beginnen rederijkersstudies te verschijnen die zich minder richten op de teksten, maar meer op de historische context waarin ze ontstonden, hun functie in de samenleving en hun rol in een maatschappelijke ontwikkeling. Dat zet door in de eenentwintigste eeuw. Ook in de afgelopen twintig jaar verschenen studies over de vijftiende en de zestiende eeuw waarin de rederijkerscultuur bestudeerd wordt als een fenomeen dat die periode kleurde. En ook in die studies speelt de collectie 's-Gravenpolder hier en daar een rol, vaak door verwijzing naar eerdere studies en tekstedities. Het is niet erg interessant hier al die verwijzingen naar iets uit het Fiolierenarchief op te sommen, maar enkele moeten hier ter afsluiting wel aan de orde komen. Van bijzondere aard is bijvoorbeeld de bijdrage van J.P. Gumbert aan de arti kelenbundel Spel en spektakel.75 Hij behandelt onder andere formaten van hand schriften. Als een bijzondere vorm beschouwt hij de rol, 'in Hummelen verte genwoordigd door de exemplaren uit 's-Gravenpolder. Vervolgens zet hij uiteen dat de rol niet voorbehouden was aan toneelteksten, maar dat er ook veel ander soortige teksten op rollen zijn opgetekend. De rol blijkt gangbaar geweest te zijn, 'vooral geschikt voor teksten die te klein zijn om een katern, laat staan een heel boek te vullen'.76 Bram le Clercq 489 73 M.M.H. Bax en W. Vuijk, 'Wy porren natuere tot hovaerdijen'. Taalhandelingsconventies van sinnekens in het zestiende-eeuwse rederijkerstoneel. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 106, 1990, 15-39, 37. 74 H. Pleij, Spectaculair kluchtwerk. De strijd om de broek als theater. In: H. van Dijk en B. Ramakers (red.), Spel en spektakel. Middeleeuws toneel in de Lage Landen. Amsterdam, 2001, 263-281, 264. 75 Van Dijk en Ramakers, Spel en spektakel is een goed voorbeeld van een artikelenbundel die veel meer aspecten van het middeleeuwse en vroegmoderne theater onderzoekt, dan alleen het literaire of dramaturgische. 76 J.P. Gumbert, Nederlandse toneelhandschriften. Een codicologische oogopslag. In: Van Dijk en Ramakers, Spel en spektakel, 76-82, 81-82.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 491