In een studie over poëticale opvattingen van rederijkers zet Nelleke Moser uiteen
dat ze devote bedoelingen hadden met hun kunst: ze stelden die in dienst van de
leer van de kerk.77 In tal van refreinen, vertogen en spelen van sinne poneerden en
beargumenteerden ze de verhevenheid en de goddelijke oorsprong van de kunst
van retorica. Daarbij maakten ze gebruik van een uitgebreid systeem van veelal
aan de bijbel ontleende metaforen. Moser haalt het 's-Gravenpolderse spel Sigis-
munda aan, waarin twee keer zo'n metafoor voorkomt die de verhevenheid van
retorica poneert.78 In de proloog gebeurt dat met behulp van een wijn-metafoor:
het personage dat de wijn versmaadt en liever water drinkt, heet om die reden
Onrijp Oordeel. Verderop in het spel blijkt Onrijp Oordeel distels te zoeken op de
akker en daarbij de edele tarwe te vertrappen. Dit soort allusies op de consecratie
van brood en wijn en op de verandering van water in wijn zijn talrijk in rederijker
steksten.79 Mosers studie is niet alleen een metaforenonderzoek; ze zoekt steeds
de verbanden tussen rederijkersliteratuur, religie en de maatschappelijke context.
Arjan van Dixhoorn benadert de rederijkerscultuur voornamelijk als een
cultuurhistorisch fenomeen. In zijn proefschrift komt de rederijkerskamer van
's-Gravenpolder uiteraard aan de orde, maar niet vanwege de overgeleverde to
neelstukken.80 In Van Dixhoorns onderzoek is juist het andere materiaal dat Pol
dermans gevonden had van belang: drie verschillende afschriften van een statuut
uit 1596 en vijf comparitieboekjes waarin de kamer jaar in jaar uit verslag legde
van het reilen en zeilen van de broederschap. Van Dixhoorn onderzoekt vooral
het institutionele karakter van de rederijkerskamers en de netwerken die gaan
deweg ontstonden van kamers en individuele rederijkers.81 Ook in een vroeger
artikel gebruikt Van Dixhoorn statuten en ander materiaal om na te gaan hoe en
met welke bedoeling rederijkerskamers poogden het gedrag van hun leden te re
guleren; ook daarin doet het 's-Gravenpolderse statuut mee in de bewijsvoering.82
490
'De wereld in'
77 Nelleke Moser, De strijd voor rhetorica. Poëtica en positie van rederijkers in Vlaanderen, Bra
bant, Zeeland en Holland tussen 1450 en 1620. Amsterdam, 2001.
78 Ibidem, 189.
79 Ibidem, 168-193.
80 A. van Dixhoorn, Lustige geesten. Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650). Am
sterdam, 2009.
81 Ibidem, resp. hoofdstuk 3 Organisatieprincipes: literaire corporaties; hoofdstuk 2 Een literaire
netwerksamenleving.
82 A. van Dixhoorn, Als retorica regeert. Rederijkersregels rond taal en gedrag in de zestiende en
zeventiende eeuw. In: De zeventiende eeuw, jrg. 18, 2002, 17-30, 26-29.