cultuur en dat het aanzet zou kunnen zijn tot meer studie daarvan. In ieder geval
dat laatste is gebeurd. Er is al heel wat gepubliceerd van en over het archief van
De Fiolieren. Er zijn tekstedities gemaakt, er zijn artikelen exclusief aan 's-Gra-
venpolderse spelen gewijd. Ze figureren in promotieonderzoeken, spelen mee in
studies over het rederijkerstoneel in het bijzonder en over de rederijkerscultuur
in het algemeen. Kortom, het corpus 's-Gravenpolder is gezien en opgemerkt,
onderzoekers doen er hun voordeel mee.
Het heeft wel tijd nodig gehad. De aandacht ervoor was aanvankelijk niet
groot. Die wakkerde pas aan, na zo'n veertig jaar, doordat Hummelen de spe
len opnam in zijn Repertorium. Zeker zo belangrijk lijkt het langdurige bruikleen
te zijn geweest dat Hummelen overeen wist te komen, eerst met de gemeente
's-Gravenpolder, later met Borsele. Dat leidde tot meerdere publicaties van hem
en zijn medewerkers. Nadeel van dat langdurig bruikleen was wel dat het corpus
al die tijd niet beschikbaar was voor onderzoekers van andere universiteiten. Pas
na beëindiging van het bruikleen in het begin van de jaren zeventig waren pu
blicaties over het Fiolierenmateriaal niet meer exclusief Nijmeegs. En toen brak
ook de fase in de receptiegeschiedenis aan waarin de belangstelling niet meer
exclusief literair-historisch was, maar zich verbreedde tot andere vakgebieden
als politieke, sociale, kunst- en cultuurgeschiedenis. Een eerste signaal daarvan
was te zien in Dibbets' artikel over De bruiloftsganger zonder feestkleed.88 Van
Dixhoorn beschouwde weer wat later de rederijkerij als een beschavingsinitiatief
van burgers en niet alleen van burgers in steden. Op het platteland bleken die be
schavingsinitiatieven ook te bestaan.89 Voor onderzoek dat zich niet alleen richt
op de toneelteksten, maar meer op de organisatie, de werking en de functie van
rederijkerskamers bleek Poldermans' vondst dus ook goed bruikbaar.
Het archief van De Fiolieren is veruit het succesvolst van de Zeeuwse collec
ties. Dat ligt aan de aard van de collectie, de gevarieerdheid ervan, én aan de pre
sentatie en promotie door D.A. Poldermans. Hij presenteerde het materiaal goed
gedocumenteerd en met aandacht voor de veelkleurigheid ervan. Maar evenzeer
is van belang dat hij het presenteerde in Archief, een tijdschrift van een gerenom
meerd wetenschappelijk genootschap, waardoor het buiten Zeeland gelezen zou
worden door lezers met een wetenschappelijke blik. De casus van het corpus Fio-
lieren toont aan dat het voor een wetenschappelijk genootschap als het Zeeuwse
492
'De wereld in'
88 Dibbets, Een bruiloftsganger.
89 Van Dixhoorn, Rederijkersregels.