Honderd jaar archeologisch onderzoek op het strand en in de duinen van Schouwen Frans Beekman Inleiding Ten westen van Haamstede op Schouwen-Duiveland ligt een uitgestrekt duingebied. Het is tien vierkante kilometer groot en tot het strand langs de Oosterschelde meer dan vier kilometer breed. In die duinen bevinden zich grote duinvalleien en liggen duintoppen tot dertig meter hoog. Op de bodem van vele duinvalleien liggen potscherven en dat is vaak ook het geval op het smal le strand bij het dorp Westenschouwen. Gemakkelijk komt de vraag op wat hier eigenlijk is gebeurd. In het verleden moeten de duinen ten westen van Haamstede naar binnen zijn gewaaid en daarbij ouder (cultuur)land hebben bedekt.1 Aan de overkant van de Oosterschelde bij Domburg op Walcheren werden vanaf de zeventiende eeuw al vondsten op het strand gedaan. Vanuit de hoofd stad Middelburg had de gestudeerde elite er belangstelling voor. Schouwen-Dui veland was veel geïsoleerder en de oude voorwerpen lagen verborgen in moeilijk toegankelijke duinen en op afgelegen stranden. Pas omstreeks 1900 veranderde dat. Het is de verdienste van onderwijzer J.A. Hubregtse uit het dorp Burgh dat er aandacht kwam voor het ontstaan van de duinen en de archeologie op de Kop van Schouwen. Tussen 1911 en 1940 heeft Hubregtse dertig jaar lang potscher ven, munten en andere metalen voorwerpen verzameld. De interpretatie van de vondsten en sporen kostte hem veel moeite. Dat had te maken met de stand van de archeologische en geologische wetenschap. Zijn grote verzameling legateerde 495 1 Graag bedank ik dr. Bert van der Valk (Deltares) voor het kritisch doorlezen van de eerste versie van dit artikel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 497