Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Ook is er aandacht voor de onderzoekers uit Zeeland en daarbuiten die zich met dit thema bezig hielden. Johannes Adriaan Hubregtse (1878-1940) Johannes ('Hannes') Hubregtse stamt uit een familie van dorpsonderwijzers. Hij werd op 22 maart 1878 in Scherpenisse op Tholen geboren, waar zijn vader hulponderwijzer was. In hetzelfde jaar werd Hubregtse sr. hoofdonderwijzer in Burgh en zou dat tot 1921 ruim veertig jaar blijven. Hubregtse jr. groeide op in Burgh. Hij kwam in zijn jeugd in het vissersgehucht Burghsluis en op het strand van Westenschouwen. Hij heeft toen gehoord dat vóór 1880 op dit strand res tanten van een oude haven aan de oppervlakte lagen, waar men naar zilveren en gouden munten zocht. Van de verkoop hiervan kon een boerenvrouw 'in de muste' gaan, dus de Schouwse streekdracht met sieraden kopen. Op de jeugdige leeftijd van vijftien jaar in 1893 ging Hannes Hubregtse naar de Rijkskweekschool in Haarlem. Vijf jaar later was hij een jaar onderwijzer in Bloemendaal. Tussen 1899 en 1907 werd Hubregtse dat in Poortvliet op het eiland Tholen en vanaf 1907 in Haamstede, terwijl hij in Burgh woonde.5 In het eerste decennium van de twintigste eeuw waren er voortdurend klach ten over de duinen, waarbij zand over het cultuurland naast die duinen waaide. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in het sinds 1872 loslaten door Domei nen van elke vorm van beheer van de zeereep, waarin grote stuifgaten ontstonden en veel zand naar binnen waaide. Er vormden zich diepe duinvalleien. Al in 1910 schrijft Hubregtse hierover aan J.H. Holwerda, directeur van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden. In hetzelfde jaar vermeldt houtvester J.H. Jager Gerlings in een rapport dat er in de duinen 'scherven van urnen en vuursteenen pijlspitsen' zijn gevonden.6 Zelf noemde Hubregtse later de orkaan van 30 sep tember 1911 als het begin van zijn speurtochten: 'Zoo werd geleidelijk naast het strand het geheele duingebied nagespoord.' In 1917 leidde hij het echtpaar Hol- werda rond in de domaniale duinen. In 1918 werd J.A. Hubregtse geaccepteerd als lid van het Zeeuws Genootschap. Frans Beekman 497 5 F. Beekman, De Kop van Schouwen onder het zand. Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland. Utrecht, 2007, 33-36; F. Beekman, De collectie-Hubregtse. In: Zeeland, 18, 2009, 99-102. 6 Nationaal Archief, Landbouw 1863-1947, dossier 262. Rapport omtrent den toestand der duinen op het eiland Schouwen in verband met eene eventueele bebossching door J.H. Jager Gerlings, 26 september 1910.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 499