Hubregtse en Holwerda toen dachten. De kennis van deze typen aardewerk af
komstig uit het achterland van Rijn en Maas was er nog niet. De munten en fibu
la's waren wel Karolingisch. De aanduiding 'nederzettingen' duidt op de ligging
van woningen in het duinterrein en dit veronderstelt de vondst van huisplatte
gronden. Daar is er nog geen een van aangetoond door het ontbreken van een
echte opgraving. In de afgestoven wanden van duinvalleien en in de steilrand van
afgeslagen duinen zag Hubregtse een donkere 'cultuurlaag' of 'woonvlak, waar
uit volgens hem de scherven afkomstig waren. Als criterium voor Frankische be
woning noemt Hubregtse het voorkomen van fragmenten maalsteen en 'ijzeren
klampen van hutwanden, ook wel 'hutklampen' genoemd.
De doorlopende donkere band, die om alle duinvalleien duidelijk zichtbaar is, be
hoort bij een of meer humeuze bodems op het Oude Duinlandschap op circa 3,5
meter NAP. Daarboven ligt het Jonge Duinlandschap, dat er vanuit het westen
overheen is gewaaid. Het is goed te zien dat scherven en botten van (landbouw)
5oo
Honderd jaar archeologisch onderzoek op het strand
Door winderosie aangetaste bodem in dal Z nabij Westenschouwen. De bodem op de Oude
Duinen tekent zich ook rond de stuifkuil af. Op deze bodem verzamelen zich scherven uit hogere
cultuurniveaus (foto J. Hudig 1926).