snuiter met z'n speurtochten in de duinen, met zijn linkse ideeën en zijn homosek
suele geaardheid, die in Burgh en Haamstede vrij algemeen bekend was. Hij was een
introvert mens. Waardering zocht Hubregtse in zijn contacten met wetenschappers
buiten het eiland. In verband met de terugloop van leerlingen op zijn school werd
Hubregtse in 1934 op wachtgeld gezet. Hij bleef in Burgh wonen en probeerde zelfs
een opdracht van de minister te krijgen om zijn collectie te beschrijven.
Tot het pensioen van Holwerda als directeur van het Rijksmuseum van Oudhe
den in 1939 onderhield Hubregtse een geregelde correspondentie over zijn werk
zaamheden.20 Zijn vondsten stuurde hij echter niet naar Leiden, want hij wilde
ze in samenhang thuis bestuderen. Holwerda merkte fijntjes op dat de vondsten
waren gedaan in de 'Rijksdomeinen' en niet in particuliere handen zouden moe
ten blijven. Hij had hierover contact met het bestuur van het Zeeuws Genoot
schap. Vanaf 1927 was Hubregtse 'berichtgever' van het RMO, die de archeologie
op Schouwen-Duiveland in de gaten hield. In 1929 schreef hij een artikel over de
vliedberg van Duivendijke bij Brouwershaven.21
In 1922 maakte Hubregtse kennis met de landbouwscheikundige Joost Hudig
(1880-1967), die dat jaar een zomerhuis liet bouwen bij Westenschouwen. Hudig
was van 1929 tot 1949 hoogleraar scheikunde en bemestingsleer in Wageningen.
Al snel waren er contacten tussen Hudig en Hubregtse, en trokken ze samen de
duinen in. Tussen 1923 en 1927 maakte Hudig vijftig foto's van de duinvalleien,
vooral van dal A en het zeer grote dal I/J. Ook maakte hij meer dan dertig foto's
van vondsten. Hudig probeerde de amateurarcheoloog Hubregtse ervan te over
tuigen nog beter te documenteren en profielen te leren tekenen, en daartoe in
contact te treden met A.E. van Giffen, hoogleraar archeologie in Groningen. Die
stap heeft Hubregtse nooit gezet.
In 1929 werd Jan de Nooijer (1896-1986) hoofd van de openbare lagere school
in Renesse en ook met hem verkende Hubregtse de duinen met hun 'mystieke
sfeer. De Nooijer had een jaar eerder gepubliceerd over de resten van Nieuwlande
in het Verdronken Land van Zuid-Beveland.22 In 1930 en 1934 bracht Hubregtse
vondsten naar enkele musea. Hij verkocht in die tijd noodgedwongen zilveren en
20 Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, correspondentie Holwerda-Hubregtse.
504
Honderd jaar archeologisch onderzoek op het strand
21 J.A. Hubregtse, De vluchtberg te Duivendijke (Schouwen). In: Oudheidkundige Mededeelingen
uit 's Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, 10, 1929, 61-70.
22 J.M. de Nooijer, Kerk en toren van Nieuwlande. In: Archief Zeeuwsch Genootschap der We
tenschappen, 1928, 117-124. Bij Jan Schot in Zierikzee, kleinzoon van Jan de Nooijer, zijn nog
papieren, foto's, lantarenplaatjes en filmstroken van Hubregtse bewaard gebleven.