contingent prijsvraagauteurs als norm nemen, is de Republiek der Letteren aan het eind van de eeuw fors gefragmenteerd. Caradonna's conclusies op dit punt sporen goed met het Nederlandse genootschaps- en lezersonderzoek. Ook dat was weliswaar in de kern burgerlijk maar daalde af tot diep in de sociale piramide terwijl talloze kapitaalkrachtige, goed opgeleide en sociaal gearriveerde burgers zich verre hielden van de wereld van kunst, cultuur en wetenschap. Naarmate de eeuw vorderde, kreeg de thematiek van de prijsvragen een steeds diverser en maatschappijkritischer karakter: slavernij, verbetering van de landbouw en ar moedebestrijding genoten een grote populariteit. Even opmerkelijk is dat de Re volutie aan het kritische karakter van de prijsvraagverhandeling een eind maakte en dat terwijl nogal wat befaamde revolutionairen als Robespierre zelf hun eerste stappen op de literaire ladder met een prijsvraag hadden gezet. Rond 1795 waren de prijsvraagantwoorden al net zo pluimstrijkerig als ten tijde van Lodewijk XIV. Een dergelijke synthetische studie voor Nederland ontbreekt. Ook al is er wel veel voorwerk gedaan, een definitieve lijst/database van Nederlandse prijsvragen is er nog niet. Overzichten zijn beschikbaar voor een reeks landelijk werkzame genootschappen zoals bijvoorbeeld de Hollandse Maatschappij te Haarlem, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de beide Teylers genootschappen te Haar lem, het Stolpiaans Legaat te Leiden en niet in de laatste plaats ook het Zeeuws Genootschap dankzij de inspanningen van Trimpe Burger. Daar komen nog de prijsvragen van de meer literair georiënteerde genootschappen bij. De belangrijk ste bevinding is dat het einde van het prijsvragentijdperk rafelig is. In de tweede helft van de negentiende eeuw verloor het instituut langzamerhand zijn aantrek kingskracht, vooral als gevolg van de structurele wijzigingen in de opzet van het (universitaire) onderzoek.24 Ook is er beperkt onderzoek beschikbaar voor een aantal succesvolle prijsvragen. In haar dissertatie over de onderwijsontwikkeling Wijnand Mijnhardt 49 24 Volledigheid wordt hier niet beoogd. De grondlegger van de inventarissen is J.G. de Bruijn (red.), Inventaris van de Prijsvragen Uitgeschreven door de Hollandsche Maatschappij der We tenschappen 1753-1917. Haarlem, Groningen, 1977; G.G. Trimpe Burger-Mekking, Prijsvragen en conceptprijsvragen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen uitgeschreven in het tijdvak 1769-1860. In: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 2002, 69-256. Een praktische website voor vele genootschapspublicaties is: Ad. Davidse, Van Woorden en Wetenschap. In de vorige eeuw is aan de universiteit van Pots dam een inventarisatie van het Europese prijsvragensysteem gestart onder de titel 'Preisfragen als Institution der Wissenschaftsgeschichte im Europa der Aufklarung'. Het is nooit voltooid. Een tastbaar resultaat was wel: J. Fehr in samenwerking met A. Bouwman (red.), Legatum Stol- pianum. History and Archives of the Leiden Prize Competitions in Natural Theology and Moral Philosophy, 1754-2004. Leiden, 2004.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 51