Als leraar aardrijkskunde had ik in de jaren zeventig de kans gekregen het facul tatieve vak 'Landschapskunde Schouwen-Duiveland' voor de bovenbouw havo en vwo te ontwikkelen. Er ontstond een goed contact met Nico Lysen (1911-1978), opziener van de domaniale duinen. Hij had in 1938 bereikt dat in het noordelijk deel van de Meeuwenduinen 50 hectare werd gereserveerd als stuifduinenreser- vaat, in 1946 nog met 20 hectare uitgebreid. Lysen vertelde over zijn vondsten in 1938 van een bronzen fibula, barnstenen ring en benen dobbelsteen, die hij had afgegeven in het Zeeuws Museum in Middelburg. Het zien van deze 'woeste' duinen riep de vraag naar hun ontstaan op. In 1987 kwam er direct achter de zeereep een oude verkaveling aan de oppervlakte. Er werden een transversale pijlpunt, een vuursteenafslag en veel middeleeuwse scherven gevonden. Veel duinvalleien waren toen kaal, met scherven op de val leibodem. Door de kustafslag was dicht bij zee de grondwaterstand gedaald. Er was een periode met droge winters en een neerslagtekort, hetgeen het uitstuiven verklaarde. De gevonden verkaveling met de vondsten bracht de drie in de inlei ding genoemde personen bij elkaar. De inzet van dit drietal (met hulp van veel vrijwilligers) zou tot opmerkelijke resultaten leiden en het inzicht in de wording en bewoning op de kust van Schouwen sterk vergroten.48 Uitgangspunt voor het onderzoek was het aardewerk in de vele stuifvalleien. In de duinen waren in vergelijking met het strand door Hubregtse niet veel mun ten gevonden en van veel metalen voorwerpen was de datering en vindplaats niet duidelijk. Of de laatmiddeleeuwse scherven door Hubregtse of de AWN waren opgeraapt, maakte niet uit. Uit acht dalen van Hubregtse werden 8453 scher ven bestudeerd, in negen andere dalen raapten leden van de AWN zelfs 11.136 scherven op, waarmee het totaal op bijna 20.000 scherven kwam. Het aardewerk stamde uit de tiende tot twaalfde eeuw, maar in elke vindplaats varieerden de percentages ruwwandige kogelpot, Paffrath, Pingsdorf, Andenne en grijsgedraaid aardewerk. Dat leidde tot een indeling in vier perioden, namelijk D1: 975/1000 48 L. van der Valk, F. Beekman, R.M. van Heeringen, Stuivend zand over boerenland. Geologie, archeologie en historische geografie van het duingebied op Schouwen in de provincie Zeeland. In: D.P. Hallewas, P.J. Woltering (red.), Dynamisch landschap. Archeologie en geologie van het Nederlandse kustgebied, Amersfoort. 1997, 131-152.; Beekman, Kop van SchouwenL. van der Valk, F. Beekman, Geologie en archeologie van de Kop van Schouwen, Gemeente Schou wen-Duiveland. Verslag over de periode 2007-2011. Rapport AWN Den Haag en Omstreken, Werkgroep 's-Gravenhage, Den Haag, 2011; L. van der Valk, F. Beekman, Living in a dynamic landscape: the dune area on the island of Schouwen, province of Zeeland, during the late pre history and early historical period. In: E. Thoen (red.), Landscapes or seascapes? The history of the coastal environment in the North Sea area reconsidered. Turnhout, 2013, 127-143. Frans Beekman 511

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 513