lende leden vonden het Genootschap te veel in zichzelf gekeerd en wensten dat het een rol in de Zeeuwse samenleving kreeg. Deze bijdrage beoogt de conse quenties van die wens tot hervorming en verschillen van inzicht bij de hierboven genoemde projecten te analyseren. Wat voorafging Vanaf de oprichting kende het Genootschap tot de tweede helft van de negentien de eeuw twee soorten leden: de gewone leden, die verplicht waren een leesbeurt te houden of een schriftelijke verhandeling in te zenden en de directeuren. De laatstgenoemde leden moesten jaarlijks vijf dukaten (d.i. in huidige koopkracht ongeveer vijftig euro) in de kas van de penningmeesters storten en waren daar door vrijgesteld van een wetenschappelijke verplichting.2 Op die manier konden welgestelde leden een belangrijke positie verwerven in de leiding van het Genoot schap zonder dat zij een wetenschappelijke bijdrage leverden. Dat gaf uiteraard per definitie een scheve verhouding. Die ambiguïteit bepaalde aanvankelijk voor een belangrijk deel het meningsverschil over het beleid. Uit het vervolg zal blijken dat deze ambivalentie in de grondslagen van het Genootschap bij tijd en wijle aan het licht kwam in de discussies over het beleid. Zo bestonden er over de aard en het karakter van de collectie duidelijk ver schillende meningen. Enerzijds wordt door sommigen de nadruk gelegd op de globale elementen. Anderen wilden speciale, regionale accenten. Die menings verschillen over de samenstelling van de te vormen collectie hadden niet alleen consequenties voor het karakter van de verzamelingen, maar ook voor de om vang ervan. Tijdens de Vlissingse periode van 'de instelling' wenste men er geen beslissing over te nemen. Het bestuur deinsde terug voor de consequenties van de keuze, maar daardoor groeide de collectie in alle richtingen, waardoor er snel gebrek aan adequate tentoonstellingsruimte in de Scheldestad ontstond. Zonder een beleidsmatige keuze over de samenstelling van de collectie werden de proble men gereduceerd tot een huisvestingskwestie. 520 Kapitale koerswijzigingen in het Zeeuws Genootschap (1950-2017) 2 P.J. Meertens, Het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen: Moeten de bakens worden ver zet? In: Zeeuws Tijdschrift, nr. 7/3, 1957, 65, 66.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 522