Willem van den Broeke Het genereuze aanbod van Van der Perre3 om naar Middelburg te verhuizen, werd door de bestuurders dan ook met beide handen aangegrepen en gezien als een welkome oplossing voor het probleem van een geschikte huisvesting. De zalen van het Museum Medioburgense waren aanvankelijk immers ruimschoots vol doende om de gehele collectie onderdak te bieden, waardoor er vooralsnog geen definitieve keuze gemaakt hoefde te worden ten aanzien van de aard, de omvang en samenstelling van de collectie. De verhuizing naar Middelburg betekende echter in de praktijk niet alleen een wijziging in de vestigingsplaats van het Genootschap. Het leidde tegelijkertijd tot een verandering in de aard van het collectioneren. De lokale accenten gingen pre valeren boven de mondiale oriëntatie. Om die reden waren niet alle bezoekers onder de indruk van de nieuwe locatie en de verandering in de samenstelling van de collectie. Bovendien werd na verloop van tijd de tentoonstellingsruimte in de Latijnse Schoolstraat steeds minder geschikt bevonden. Het Museum Mediobur gense was daar niet op stand gevestigd. De ligging in - wat gezien werd als - een achterafstraatje speelde de nieuwe vestigingsplaats parten. Jacob van Lennep4 was dan ook weinig vleiend in zijn oordeel over het museum toen hij dat in 1823 be zocht. Van het Musaeum Medioburgense noteerde hij in 1823 in zijn dagboek, dat in dit 'zoo genaamd museum' 'niets opmerkenswaardig was, dan hetgeen men overal in soortgelijke verzamelingen beter en geëxtenseerder zien kan.'5 521 3 Johan Adriaan van der Perre (1738-1790), heer van Nieuwerve en Welzinge, was krachtens zijn geboorte bestemd voor een politieke loopbaan. Ter voorbereiding daarop studeerde hij rechten te Leiden en werd na zijn promotie lid van de Middelburgse magistratuur. Hij trouwde in 1760 met de puissant rijke Jacoba van de Brande en kon zich daardoor de commanderij van de voormalige Duitse orde als woning permitteren (het Van der Perre-huis aan het Hofplein te Middelburg). Na zijn politieke carrière wijdde Van der Perre zich aan de kunsten en weten schappen, die hij voor alle bevolkingsgroepen bereikbaar wilde maken. In dat kader passen zijn bemoeienis met financiële problemen van het Genootschap tijdens de Vlissingse periode en het ter beschikking stellen van enkele ruimten in het door hem opgerichte Musaeum Medio- burgense. 4 Bij een breder publiek verwierf Jacob van Lennep (1802-1868) vooral bekendheid met zijn door zijn roman FerdinandHuyck. Na zijn rechtenstudie aan de universiteit te Leiden werd hij op jonge leeftijd rijksadvocaat. Naast zijn aanzienlijke literaire productie genoot Van Lennep (sa men met Dirk van Hogendorp) breed aanzien vanwege hun reisverslagen van de wandelingen die te voet door heel Nederland maakten. 5 H.J. Zuidervaart, Het 'Kabinet der Natuurlijke Zeldzaamheden' van het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen gedurende het tijdvak 1771-1869. In: Sliggers, B.C., en Besselink M.H., (red.), Het verdwenen museum, Natuurhistorische verhandelingen 1750-1850. Haarlem 2002, 171.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 523