Een nieuwe aansporing tot modernisering (1958) Zoals Meertens in het Zeeuws Tijdschrift memoreerde, kwijnde het aanvankelijk enthousiasme over de nieuwe behuizing in de Wagenaarstraat in Middelburg in de loop van de tijd langzaam weg. Door de verhuizing was namelijk de hechte re latie met het Natuurkundig Gezelschap verbroken en kwam het zwaartepunt van de activiteiten van het Genootschap op de museale functie te liggen. Daardoor bracht de genereuze schenking van De Stoppelaar bezwaren met zich mee die noch de gulle gever, noch de dankbare ontvanger van de gift (het Genootschap) hadden kunnen voorzien. Het museum - met de Ouderwetse Kamer als hoog tepunt - werd het pronkstuk van het Genootschap, maar had een verlammende werking op de overige activiteiten, zoals bijvoorbeeld de beschrijving van de col lectie. Bovendien bleek na verloop van tijd het museum niet meer aan de eisen van de moderne tijd te voldoen. Aan het eind van de jaren vijftig kwam in het voetspoor van Meertens een drie tal vooraanstaande Zeeuwen eveneens in het geweer tegen het verstarde beleid van het Genootschap: Mej. M. J. van de Vooren (kinderarts te Middelburg), Dr. H.W. Fortgens (rector van het Stedelijke Gymnasium te Middelburg) en P. Scherft (rijksarchivaris in Zeeland). In een brief d.d. 5 december 1958 richtten zij zich tot 'belangstellenden in het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Nadrukkelijk stelden zij voorop, dat zij geen kritiek op het bestuur van het Genootschap wilden uitoefenen, maar dat zij - als geïnteresseerden in de wetenschap (en niet als leden van het Genootschap) - hun bezorgdheid wensten uit te spreken over het feit 'dat het Genootschap zich niet heeft aangepast aan de tegenwoordige tijd en dat daardoor veel, wat in andere provincies mogelijk is gebleken aan Zeeland voorbij is gegaan en nog voorbij dreigt te zullen gaan.'23 Tot concrete voorstellen wensten zij niet te komen, omdat zij verwachtten en vertrouwden dat het bestuur zelf tot een grondige aanpassing van het beleid zou overgaan. Desondanks bevatte het concept van het aan het bestuur te richten schrijven - dat bij de eerdergenoemde brief was gevoegd - enkele aanbevelingen. Zo spraken de briefschrijvers zich uit voor specialisatie van de conservatoren op een vakgebied, hoewel dat op zich nog geen garantie bood voor een modern museum- en tentoonstellingsbeleid. Bij de samenstelling van het lezingenprogramma van het Genootschap werd nog steeds uitgegaan van de gedachte van universele wetenschapsbeoefening, terwijl de laat- 530 Kapitale koerswijzigingen in het Zeeuws Genootschap (1950-2017) 23 Zeeuws Archief (ZA), Archief van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW), inv.nr. 26, nr. 93 Stukken inzake reorganisatie van het Genootschap en oprichting Zeeuws museum 1958-1960. Fol. 7 Brief d.d. 5 december 1958.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 532