gelijk onderzoek kunnen profiteren: de prijsvraag als motor van de intellectuele
emancipatie; de kenterende verhouding tussen universiteit en genootschap; de
veranderende betekenis van het begrip wetenschap met in het kielzog het ont
staan van disciplines en als laatste maar zeker niet als minste, de rol van de ge
nootschappen bij de hervorming van de 'civil society' rond 1800.
Waren de genootschappen in staat, zoals Caradonna voor Frankrijk heeft aan
getoond, de talenten van nieuwe groepen te benutten? Waren het alleen professi
onele 'letterkundigen' zoals intellectuelen in de tijd werden betiteld of kregen ook
nieuwkomers de kans hun ideeën te slijten? Het archiefmateriaal is daarvoor niet
altijd toereikend. Uiteraard zijn de namen van de prijswinnaars bekend maar het
is minstens zo interessant om die van de 'verliezers' mee te nemen. De Hollandse
Maatschappij heeft gelukkig vaak tegen de regels rond de prijsvragen gezondigd.
Het was afspraak dat de briefes voorzien van het motto waaronder de prijsvraag
was ingediend en waarin de naam van de auteur stond vermeld na afloop van de
juryprocedure dienden te worden verbrand. Omdat dat lang niet altijd gebeurde,
beschikken we in veel gevallen ook over die namen. Helaas zijn veel genootschap
pen gezagsgetrouwer geweest en hebben zij braaf hun mottobrie^es vernietigd
maar er is inmiddels veel informatie beschikbaar over de mededingers die niet
hebben gewonnen.29
Net zo belangrijk is de relatie tussen universiteit en genootschap. In de zeven
tiende en vroege achttiende eeuw hadden de Nederlandse universiteiten tot de
meest prestigieuze van Europa behoord. In de achttiende eeuw liep hun betekenis
snel terug. Dat verschijnsel deed zich overigens overal in Europa voor. Onderzoek
werd aan universiteiten nog maar weinig gedaan en de alma maters ontwikkelden
zich tot beroepsopleidingen waar je na een brede algemene vorming werd opgeleid
tot advocaat, arts of predikant. Vanaf 1800 kwam er in Frankrijk - al snel ook in Ne
derland - een tegengestelde beweging op gang waarbij een disciplinaire opleiding
steeds meer begin- en eindpunt van het universitaire curriculum werd.30 Tegelij
kertijd vielen de eerste tekenen te bespeuren van een debat dat we tegenwoordig
als de spanning tussen zuivere en toegepaste wetenschap zouden beschouwen.31
52
Genootschappen, prijsvragen en een wenkend perspectief
29 De Bruijn, Inventaris van de Prijsvragen.
30 K. van Berkel, A. van Helden en L. C. Palm (red.), A History of Science in the Netherlands:
Survey, Themes and Reference. Leiden, 1999; zie ook: het artikel van P. Boekholt, 'Classical or
Modern? University Preparatory Education' in bovengenoemde bundel, 279-310.
31 B. Theunissen, 'Nut en nog eens nut'. Wetenschapsbeelden van Nederlandse natuuronderzoe
kers, 1800-1900. Hilversum, 2000.