Die over en de weer gestaadig 't zaam vergad'ren om zelf op woensdag (ach het bloed stold mij in d'ad'ren,) Met open vensters bij het uit gaan van de kerk; Te speelen in 't Publijcq, is dat geen god loos werk Jeremias Mijn hooft hair rijst om hoog, mijn Pruijk drijgd mij t'ontvallen, wat boosheid heerscht niet al in deze vlaamsche wallen, Gelukkig dorp aan Zee, gelukkig Duin en Strand, Alwaar men nimmer zoo veel smert'lijke ondeugd vond, De Hoer erij behoord gewisselijk tot de sonden, Dog noit heb ik mijn Lief dat, kwaad daar in gevonden, 't geen in 't volte steekt, dat gruwelijke spel, Js wis een kweekerij voor Duijvel en voor Hel, Dog wat hier in gedaan, ik moet eens overleggen of ik Proserpina Zwijg stil mijn lief ik heb nog meer te zeggen, Canaar die trouwe meid wiens woord dog nimmer fault [sic], En die mij alles wat' er omgaat steeds verhaalt, heeft nog een gruwel stuk aan mij koomen vertellen, Niet lang geleên, daar straks doen gij hebt hooren bellen, kwam sij verbaast in huis, zij kwam hier uit de buurt, Al waar men alles wat'er om gaat wel begluurd. Jk had haar koffij en wat zuijker laaten haalen om 't Elff uuren daar een kennis op't onthaalen zij zei Juffrouw wat nieuws, ik vroeg waarin 't bestond, hier op verhaalde zij en wel uit de Eerste mond, Transcriptie Jeremias 555

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 557