f. 4 Hoe Casper Plijtrok met een Chais was uit gereeden, voorleeden zondag Na de middag en dat meede, zijn huisvrouw daar in was gezien en insg'lijks nog zijn Broeders vrouw, (het geen ik zeg is geen bedrog,) zij hebben voorts hun weg na steekenen genoomen, En nauwlijks waaren sij aldaar ter plaats gekoomen, of gingen in het spel het geen daar wierd vertoond, zie nu hoe dat dit volk den gods dienst smaad en hoond, Jeremias Wat goddelooser stuk 't geen gij hier komt 't ontvouwen, Jk zal hier, op mijn gal voor god eens uit gaan spouwen, wat monsters uit de Hel bewoone deeze stad, 't is of Belsebul hun Uitgelaaten had, Jk moet hier aanstonds mijn Collegaas overspreeken, En zien of wij dit ras den kop niet konnen breeken, Jk kleede mij dus aan, schoon 'k ben van 't leezen moe, En als ik uit ben trekt de kamer deur wel toe, Eerste Bedrijf Tweede Toneel Jeremias en Jacobus Jeremias, aan Jacobus kamer deur kloppende, Mijn waarde Ampt genoot vergun mij in te treeden, ik houw't nawelijks op de been, zoo schudden al mijn leeden Jacobus kom in Collaga [sic], zeg wat is er dog gebeurd daar moet iets weezen, want het scheijnd mij dat gij treurd, ont stel uw niet te veel, wil uw dog wat bedaaren, En wis voorsigtigheijd met ijver 't zamen paaren; Wat is er van de zaak? 556 Bijlage II behorende bij artikel Jan van Loo

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 558