f. 5
Jeremias
Ach Lieve Ampt genoot
Jk verkoos veel liever op een Zaalg[e] wijse de Dood
dan dat ik bij dit volk nog lang zouw moeten woonen
Moet men op deez 'mannier zijn trouwe Leeraars hoonen.
Ach Jacob was ik maar gebleeven daar ik was,
wat zat ik daar gerust aan Nereus Pekelplas,
Daar was ik wel gesien, gelieft bij mijn gemeente,
En hier veragt, bespot dat raakt mij tot 't gebeente,
Jacobus
Collega is uw dan ook eenig leed geschied
verhaal het mij, gij weet ik deel in uw verdriet.
Jeremias
of ik bestraf of niet uit Jeremias Zeeven
En ik den Predikstoel door mijn geweld doe beeven,
't is alles te vergeefs; het gruw'lijk volte rot,
Drijft met vermaaning en mijn ijver staag den spot,
Dat god'loos helsch gebroed, dat speeld, als uit gelaaten,
hun zondig volte spel bij na Publijcq op straaten
Des woensdags na de kerk in ieder eens gesigt,
Mijn vrouw en Meid die zijn 'er dikwils van ontstigt,
Maar dit is't nog niet al, een Lidder Consistoorie,
Kas Plijtrok schijnt er zelfs te maaken van een glorie,
om met godsdienstigheid te scheeren puur den gek
Had ik de vent maar hier ik sloeg hem voor zijn bek;
want in de plaats van op het Pinksterfeest te smeeken,
De gaven van gods geest als ruime water beeken,
Transcriptie Jeremias
557