f. 6 zoo gaat hij uit de stad een Paapsch Toneel spel zien, Tot schande van gods volk en alle vroome liên, En neemt zijn Egtgenoot 'en broeders huijsvrouw meede, Kan dit Collega spreek door ons werden geleeden, Jk zie het aan uw oog dat gij 'er ook van ijst, Het best is dat men als met ving'ren op hun wijst, Jacobus Jk ben 'er ook zeer voor het kwade te bestraffen, Maar Jeremias Lief men laat ons dog maer blaffen, Men stoort' er sig niet aan en daarom waarde vriend, Jk weet niet dat gesmeel ter weereld ons diend, Wij komen ook te saam alleen daar niet van teemen, Men moet Collega Jan zien in den arm te neemen, En wil die meede, doen dan is'er goede raad, Dan zijn wij eens gesind en moog'lijk dat 't iets baad, Kom gaan wij 't zaam, bij hem en laat ons hem eens spreeken, En vraagen of hij ook wil op het volte Preeken, En teegen 't Paapsch Toneel, dan zijn wij schoon gesnaard, En ook de ijver van ons drie en 't zaam gepaard, Jeremias Wel aan ik ben te vrêe, ik zal het woord wel voeren En tragt hem (soo' k kan) aan onsen Lijn te snoeren. Eerste Bedrijf Derde Toneel Jeremias, Jacobus en Johannes Johannes Collegaat [sic] zijt gegroet, ik hoop gij vaart nog wel gij ziet dat ik het thans ook nog al reed'lijk stel; 558 Fusce convallis metus id felis luctus adipiscing

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 560