zoo neemt hij zijne vrouw en zuster derwaards mêe, Js dat geen Monsterwerk? zij gaan ook zijn bêe, Nu is mijn ampgenoot Jacobus ook geraaden, Dat wij op hun ter deeg ons' gramschap moeten laaden, hij heeft reeds deez' gemeent' gedreigd [geknoei:] met zijn vertrek, schoon meenig van het volk denkt wat bruid ons die gek En seggen dat hij loopt: voor Elfhondert Ponden, word'er weer ligtelijk een ander Paap gevonden, wij moeten dus tot hun gaan spreken met geweld, Jan hun Persoon en naam diend zelfs te zijn gemeld, wij hoopen Broeder Jan dat g'ons hier in zult helpen, En in het openbaar met ons dit kwaad zult stelpen, Johannis Jk zouw zoo wel als gij het kwaade wederstaan, Maar seg mij eens wat word in t volte dog begaan, Dat gij met zoo veel Drift daar tegens uit kunt vaaren, Als of in boosheid niets dat spel kan evenaaren, wat steekt'er meer in dat, als in een ander spel, Kent gij het zoo precies, hoe weet gij dat zoo wel, Begaat men in t Piquet in t ombre en in 't Jassen, Dan minder zonder vriend of minder kwade passen, Beantwoord deeze vraag Jeremias Jk weet daar Juist niet van Genoeg is't dat dit spel hier in 't meeste veld steeds wan, En dus moet het ook met meer ijver zijn bestreeden, En door de geest lijkheid volstrekt niet zijn geleeden, Daar zijn ook Namen in Barbaars en sonder zin Hoor Broeder Jan daar sit volstrekt de Duivel in; 56o Bijlage II behorende bij artikel Jan van Loo

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 562