f. 9 wat wil Ruade dog in 't woortje volte zeggen, Als Duyvels Naamen die ik wel niet uit kan leggen; Maar egter zijn god'loos en moeten zijn geweerd; Toon dan dat gij met ons gods zaak en eer waardeert, Johannes 't Bevorderen van gods zaak is d'eerste myner pligten; zoo lang ik leef sal ik aan uw daar in niet zwigten, Maar mij bespottelijk te maaken op den stoel, Js iets waar voor ik vrind de minste lust niet voel, Gij spot al dikwils man met Romens kerk Dienaaren, Maar weet gij wel dat gij hun Juist zult eevenaaren, wanneer gij scheld en raast en tierd met groot geweld, geloof mij daar door word de zondaar niet geveld, 'k heb ses en dertig Jaar godswoord hier reeds verkondigt, En mij soo ver ik weet nooit in mijn Ampt bezondigt, Jk heb de kudde Gods met ijver staag geweid, En 't Evangelium gepredikt met veel vlijt, Jk heb dikwils vrugt gedaan met leeren en vermaanen, Maar nooijt tot spotternij den weg mêe helpen baanen, Door zotte temerij en woorden sonder klem, waartoe gij week'lijks schijnt te leene uwe stem, wat is't belaggelijk op 't volte staag te smeelen, Geloof gij niet dat elk die gekheid moet verveelen, Collega hoor gij preekt gestaadig onsen val, uit Jeremias maar het heeft nog slot nog wal, hoe kund gij t volte dog op uwen text toepassen, waarom ook 't ombre niet, of 't oude Klaverjassen zie den Propheet maar in En gij zult klaarlijk zien Dat men het volte spel daar nooit op kan bediên, Transcriptie Jeremias

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 563