Maar wel zijn geld dorst en zijn gierigheid te stelpen, Gij weet dat hij doen veel verloor van zijn Crediet, Dit merkt hij klaar, en doed hem thans zeer veel verdriet En om zig nu daar van op zijn manier te wreeken, zoo zoekt hij door zijn tong veel menschen thans te smeeken, waar bij hij eerstijds nog al vrij wat in gand vond, Maar daar hij wierd gebofd, zoo dra men rook de lont, gij zelf was gewoon hem Hemel hoog te prijzen; En hem veel vriendschap en beleefdheid te beweizen, Jeremias was altijd bij uw de beste man, En zeide m' iets van hem, gij trok het uw steeds aan, gij was de eerste in hem alomme voor te spreeken, Hij was een Deugd saam mensch, gij zag nooit zijn gebreeken, En of aan uw zeer klaar zijn Heersch zugt wierd beduid, En zijn oploopendhied, 't was alles mis gefluid, Ter dier tijd was gij ook van zijne beste vrinden, Hij kwam zeer dikwils uw en gij Jeremias vinden, Maar zedert dat dit niet meer is gelijk voor heen, zoo krijgt hij uw al mêe eens bij het linker been, gij hebt hem Broeder Lief nu hier door leeren kennen, En moet uw ook met mij aan zijn gesmeel gewennen, of blijft uit zijn gehoor, 't is niet de moeite waard, Dat zijn gesnap aan ons de minste boosheid baard, De geen die hij onlangs voor monster heeft gescholden, Daar hoor ik wel niet bij en heeft mij niet gegolden, want ik heb bij op Pinksterdag bij Joris niet geweest, En dus kan ik niet mêe geschoeid zijn op die leest, Maar 't raasen op het spel 't geen volte werd geheeten, En zondigheid van dien, zal ik 't niet ligt vergeeten; Transcriptie Jeremias f. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 571