zoo dat de kansel wis door sijn getier zouw kraaken,
Houd of gij't niet begrijpt, al maakt hij't nog zoo bont,
En steld zijn praat gelijk met 't belaffen van een hond,
Dan heeft hij nooit geen eêr van sijn geraas en smeelen,
En 't zal hem op het laatst van zelfs wel verveelen,
Caspar Plijtrok
wel aan 'k doe wat gij zegt en volg hier in uw raad,
Jeremias kijverij doed dan geen schaa of baad,
Tweede Bedrijf
Tweede Toneel
Cornelis de hoofdman, en Pieter Buskruid
Cornelis de hoofdman
Mijn Heer hoe vaard gij al, wat hebt gij 't druk met Tuinen
Maar 't is zoo zand'ring [sic] of men was aan katwijksduinen
Een reegentje was goed voor Akker vrugt en veld,
Pieter Buskruid
'k ben uw Dienaar mijn Heer hoe is 't met uw gesteld
Cornelis de Hoofdman
Zeer wel mijn Heer, ik en mijn kindertjes te zaamen,
Zijn fris en zeer gesond, mijn dikke Piet bij naame,
Berst bijnauit haar vel, zoo vet werd deeze Meid,
Haar kleederen moeten staag, nog worden uit geleid,
Pieter Buskruid
Dat kan men duidelijk zien, 'k zag haar niet lang geleeden,
op straat; maar ik versoek dat gij dog in wil treeden,
Transcriptie Jeremias
571
f. 17