gewaapend met een Lans, met Schild, met Spier en Deegen Die voor geen dood of Hel na 't schijnt zou zijn verleegen, Jk ben er van ontsteld en ga wat aan den kant Maar zus de naakte Man die wenkt mij met zijn hand, Derde Bedrijf Tweede Toneel S[in]t Sebastiaan, S[in]t Cristoffel, S[in]t Joris, Pieter Buskruid en Jonker Benjamin S[in]t Sebastiaan tegens Pieter Buskruid Mijn vriend 'k versoekt dat uw mijn konst [sic] niet wil ontstellen, Jk moet aan uw een zaak van veel gewigt vertellen, Jk ben de Martelaar de Heilige Sebastiaan om 't waar geloof gedood door diocletiaan, Mijn wonderen zijn bekend, de kerk heeft mij verheeven, En mijn gedagtenis een vasten dag gegeven, Jk ben bij na alom voor al in Nederland, geeerd van 't Christen volk, gij weet hoe dat mijn hand, Lotharius van Trier aan albert heeft gegeven, wel dertien hondert Jaar, na dat ik was uit 't leeven, Die thans te Brussel ongeschonden nog berust, en met eerbiedigheid van jeder werd gekust, Jk ben het tot wiens Eer in deeze Vlaamsche Landen, Een gilde is op geregt die voeren in hun handen, Een Boog en Pijl om mêe te schieten uit 't gezigt, want tot dat einde is deez' Broeder schap gestigt Die eertijds aan den graaf tot Lijf trawanten Strekte, Een velde overhoop die zijn gezag begekte, 578 Bijlage II behorende bij artikel Jan van Loo f. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 580