waar door zij dan ook met octrooijen zijn vereerd,
gelijk uit s'lands Cronijk door uw wel is geleerd,
En schoon deez' Stad en Land voor Frederik moest bukken
soo wil nog tans de staat mijn gilde niet verdrukken
De voor regten der stad die bleeven wel bewaard,
En t regt mijns broederschap voornamentlijk gespaard,
Zoo dat het Niemand past mijn volk aan te randen,
of met kwaad aardigheid te spreeken tot hun schanden,
En wijl mij is bekend dat hier de geestlijkheid
zeer uit vaart tegen hun (kwanswijs met groote vlijt)
En uwe maaltijd durft een Duivels Tafel noemen,
Ja al de Leeden van de broederschap verdoemen,
Zoo daal ik in Persoon dus s'hemels hoogen Trans,
om ringt met pragt en praal en Luisterijke glas [sic],
om uw als hoofdman van mijn gilde te vermaanen,
van nimmer toe te staan, dat men een weg zou baanen,
Tot nadeel van 't zelve of van hun voor egt brief,
Toon dat de schutterij aan uw is veel te Lief,
hun Privilegien moet gij gestaag beschermen;
Gij moet in tegen spoed uw over hun ontfermen,
En waken tot hun roem tot eer van mijnen naam,
dan word uw lof verbreid op wieken van de faam
Pieter Buskruid
vergode Martelaar! Ik zal mijn pligt betragten,
En zorgen dat men uwen volk niet zal verragten,
Transcriptie Jeremias
579
f. 24