zoo heeft men over al een ijver uit zien breeken, om schutterijen vastte stigten op mijn Naam, Tot tijt verdrijf en ook tot oeffening van 't Lighaam, De Broederschap van hulst heeft over veele Eeuwen, Jn 't veld en in hun stad gevogten gelijk Leeuwen, Tot voordeel van den Graaf hun wettig opper Heer, zij gingen s'vijands magt en kraGt en stout te Keer, Gij beide zijn ook van mijn Confrerie twee Leeden, Met wapens word'erthans voor mij niet meer gestreeden, Maar ik beveel mijn zaak aan de getrouwighiad, [sic] van ieder die mijn Naam en Ridderschap beleid, Men heeft uw van dit jaar te Steekenen gaan vertoonen, Mijn gantsche leevensloop en hoe god wil beloonen, Die geen die blijft getrouw aan waarheid en aan deugd, Niet enkel en alleen tot dartelheid en vreugd, Maar om het Christendom, in 't waar geloof te sterken, En aan te spooren tot het doen van goede werken, En tot standvastigheid in een vervolgingstijd, Daartoe is mijn Persoon en voorbeeld voorgeleid, Maar 'k heb onlangs met verontwaardiging vernoomen, Hoe dat een geestlijk Man bij uw op stoel durf koomen, En Lasterende geen die dit zijn koomen zien, Als die G'als Monsters van godloosheid diend te vliên, Het gaat voorwaar te ver, ziet eens hoe men mij hoonde, hij noemd een Paapsch Toneel de Plaats die dit vertoonde, Daar in mijn leevenstijd in 't gansche Christendom, Geen Twist maar een dragt was die alles overwon, Transcriptie Jeremias f. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 585