Men kende doen nog Niet wat 't woordje Paaps beduide, want alle bitterheid bij ons zeer kwalijk luidde, En waarom moet ik dog dan werden aangerand, Door woorden zonder klem en taal sonder verstand, Jk geloof niet dat die Man, die mij nu durft begekken, zijn Leeden zoo als ik zou op 't schavot Uitrekken, En sterven Martelaar voor Christus en sijn saak, Jndien Eens een Tijran daar in schiep sijn vermaak, Daarom mijn vrienden wil ik uw in Ernst versoeken, Dat gij mijn Eer op houd, dan zullen in de boeken, van 't laaste Nageslagt uw Namen zijn geroemd, En Joris Marteldom zal niet meer zijn gedoemd. Pieter Buskruid en jonker Benjamin O Ridder die nu reeds de Hemel vreugt magt smaaken, wij zullen voor uw Naam en schutterij steeds waaken S[in]t Sebastiaan, S[in]t Christoffel en S[in]t Jories wij vliegen wederom na 't hemelsch gewest, wij steunen op uw woord en wenschen uw het best, Einde 584 Bijlage II behorende bij artikel Jan van Loo f. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 586