nomen.11 Dit nam de auteur drie jaar later over in zijn proefschrift over culturele genootschappen in Nederland tussen 1750 en 1815.12 Tjeenk was op 21 april 1765 in Vlissingen komen wonen als predikant van de Presbyteriaanse Gemeente. In juli was hij lid geworden van de toen net opgerichte Franse leessociëteit, waarvan Da vid Gallandat, naast de hervormde predikant Jan Jacob Brahé en de boekhouder, reder, schepen en dichter Jean Guépin een van de initiatiefnemers was.13 Mijn- hardt maakte gebruik van de handgeschreven bestuursnotulen uit 1769 waarin werd teruggekeken op de oprichtingsjaren. Hieruit bleek dat Tjeenk op 30 okto ber 1765 tijdens een vergadering van de leessociëteit het idee had geopperd om in Vlissingen een genootschap op te richten naar analogie van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, opgericht in 1752 in Haarlem.14 Bij deze ver gadering was ook Gallandat aanwezig. In januari 1767 was Tjeenk zover met de voorbereidingen voor een wetenschappelijk genootschap dat hij een voorlopig bestuur kon aanstellen. In eerste instantie waren dat, naast Tjeenk zelf, Brahé, de Vlissingse oud-burgemeester Isaac Winckelman en de raad Paul Changuion. Een maand later werd dit gezelschap aangevuld met Gallandat, die de functie van thesaurier ging vervullen. In een voetnoot verwees Mijnhart naar de jubileumtoe spraak van Heeringa in 1919 en naar de door hem aangetoonde onjuistheid van de aanname dat Gallandat de initiatiefnemer zou zijn geweest van het Genootschap. Dat Gallandat er vanaf het begin bij betrokken was is zeker. De betekenis van Gallandat komt echter niet alleen tot uitdrukking in zijn ac tieve rol bij de oprichting van het Genootschap, maar vooral in zijn persoonlijke achtergrond. Gallandat staat model voor het type immigrant dat vanaf het laatste kwart van de zestiende eeuw in de stad kwam wonen en dat heeft bijgedragen aan de demografische, sociaal-economische, religieuze en intellectuele transformatie van de stad in de twee daaropvolgende eeuwen. Met zijn persoonlijke geschiede- Peter van Druenen 6l 11 W.W. Mijnhardt, Wetenschapsbevordering onder het Ancien Régime: het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen 1765-1794. In: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, 1985, 5, 71 (noot 14). 12 W.W. Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750 1815. Amsterdam, 1988, 130, alsmede noot 15. 13 Ibidem, 129-130; Nagtglas, Levensberichten, I, 72, IV, 770, II, 311. 14 Mijnhardt verwees in zijn artikel en proefschrift naar deze bron met: AZGW-RAZ, inv.no. 3, 30 oktober 1765. Dit document is tegenwoordig (geraadpleegd op 29 mei 2019) te vinden als: 26 Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW), 1769-1969 (c. 1985), 3-10 Notulen der vergaderingen van directeuren, van algemene vergaderingen en van de vergade ringen van het perpetueel committé, 1769-1853. Afschriften, 1769-1804.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 63