ders. Hierin hadden de Vlissingers en de Middelburgers het grootste aandeel.26 In de stad waren in 1744 ook alle voorzieningen aanwezig voor de scholing van artsen, te beginnen met de Latijnse school, waarvan de lessen noodzakelijk waren omdat de meeste leerboeken en gebruikte terminologieën in het Latijn waren ge steld. De Bruas mocht zelf leerling-artsen opleiden en hen ervaring laten opdoen in de praktijk. De opleiding van zijn neef David Henri Gallandat verliep zoals ge pland en al na een paar jaar mocht hij assisteren bij medische handelingen. In 1751 deed hij met succes examen voor opperchirurgijn en kreeg hij de bevoegdheid om in die functie te gaan werken aan boord van een schip. Daar kon hij zich verder bekwamen in de harde medische praktijk op zee. Gallandat maakte in totaal vier reizen naar Afrika en Amerika en nam daar kennis van de driehoeksvaart en de slavenhandel. Tussen 1757 en 1760 studeerde hij verder in Parijs aan de École de Médicine, waar hij operaties mocht verrichten in het Hotel des Invalides, opge richt door Lodewijk XIV als opvangtehuis voor invalide oud-soldaten. Hij deed dat onder andere onder leiding van de beroemde chirurgijn Raphaël Bienvenu Sabatier, tevens de directeur van het Hotel. Hij haalde daar de titel 'Docteur en médicine, chirurgie et l'art des accouchemants.27 Toen hij in 1760 besloot om te rug te keren naar Vlissingen, kreeg de stad een op het hoogste niveau opgeleide en zeer ervaren stadsarts in de schoot geworpen. Zijn oom was al enige jaren gestopt met zijn praktijk en er was ruimte voor een nieuwe arts. Gallandat kon maar liefst acht Parijse getuigschriften overhandigen aan het stadsbestuur en het chirurgijn- gilde die erover moesten beslissen.28 Zij twijfelden geen moment en benoemden hem tot chirurgijn, operateur en vroedmeester. In hetzelfde jaar trouwde hij met Marie Joly, de dochter van een kostschooldirecteur in Vlissingen. Ook de Joly's behoorden tot de hugenotenfamilies die na 1685 Frankrijk waren ontvlucht. Het jonge echtpaar Gallandat settelde snel in Vlissingen en ging tot de aanzienlijke en intellectuele kringen van de stad behoren. De dichter en stadsbestuurder Jean Guépin, ook afkomstig uit een hugenotenfamilie en een bekende in het Vlissingse intellectuele milieu, schreef over Marie Gallandat-Joly: 'De bruid van Gallandat, De beste naaister van de stad.'29 Door zijn werkzaamheden genoot David grote 66 Oprichting van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 26 Ibidem, 553-555. 27 A.J. van der Aa, Verbeterd levensbericht van D.H. Gallandat, om in te voegen op de letter G in het biographisch Woordenboek der Nederlanden. In: A.J. van der Aa, Biografisch Woorden boek der Nederlanden. Haarlem, 1862, 24 (4 vellen). 28 Van Grol, Zeeuwsch Genootschap; J. de Ridder, De geschiedenis van Vlissingen en haar ambachtsgilden. Goes, 2004, 137-142, 193-196. 29 Nagtglas, Levensberichten, Deel II, 241, 308-310.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 68