recteur was en dat later zijn naam kreeg.33 Meertens was in dit artikel ambivalent
in zijn verklaring voor de intellectuele opleving van Vlissingen in de achttiende
eeuw. Enerzijds wees hij erop dat de hoofdrolspelers afstammelingen waren van
migranten: de Franse families Guépin, Gallandat, Huet en Bellamy, de van oor
sprong Vlaamse Winckelman en de Duitser Busken. Anderzijds kon Meertens
geen oorzaken aanwijzen van de opleving. Het bleef voor hem een 'wonder. In
bloemrijke bewoordingen beschreef hij tenslotte de teloorgang van Vlissingen in
het laatste kwart van de achttiende eeuw en de verhuizing naar Middelburg van
het Zeeuws Genootschap en daarmee van de Zeeuwse literaire en intellectuele
'teugels.
Net zoals de komst van Gallandat naar Vlissingen geen toeval was, was de
opleving in de achttiende eeuw dat ook niet en al helemaal geen wonder. Een blik
op de demografische geschiedenis van Vlissingen vanaf de zestiende eeuw kan
daarover wat meer duidelijkheid geven. In de vijftiende en zestiende eeuw was
Vlissingen de belangrijkste vissersstad van Zeeland. De belasting die de Vlissingse
vissers moesten betalen over de gevangen haring was groter dan die van alle an
dere Zeeuwse steden bij elkaar.34 De vissers controleerden ook de handel: ze vin
gen haring in de Noordzee, brachten een deel in Engeland aan wal, namen goe
deren mee en verkochten die in Vlaanderen, Zeeland en Brabant. De Vlissingse
visserij was van groot belang voor de haringstapel in het opkomende Antwerpen.
Haring behoorde tot het belangrijkste volksvoedsel en de Brabantse stad betrok
de meeste vis van de vissersplaatsen langs de Schelde. Omdat Vlissingen al in
1443 van graaf Philips de Goede een privilege had gekregen, moest alle haring die
door vissers uit het zuidelijke deel van Walcheren werd gevangen, in de stad aan
land worden gebracht en verhandeld.35 De stad bloeide als visserijcentrum, maar
had mede daarom een zeer eenzijdige economie. Deze eenzijdigheid zou de rode
draad worden in de verdere geschiedenis van Vlissingen tot ver in de twintigste
eeuw.
Er was echter nog een tweede rode draad: de demografische. Die werd voor het
eerst zichtbaar in de voor Vlissingen zo belangrijke zestiende eeuw. Tussen 1550
Peter van Druenen
69
33 H. Bennis, Over P.J. Meertens. In: W. van Anrooij et al., Bio- en bibliografisch lexicon van de
neerlandistiek. Den Haag, 2004, lemma P.J. Meertens.
34 W.S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd. Den Haag,
1926, deel III, rekening 672 en de bijbehorende noot 5.
35 Zeeuws Archief (ZA), nr. 33.1 Verzameling Handschriften Rijksarchief in Zeeland; 999 Ordon
nantiën enz. van Vlissingen. Afschrift 18de eeuw. Folio: priv. haringtol 1444.