tisch, anderzijds omfloerst met een zuidelijke schwung. Wellicht is dit de aanzet van een verklaring voor het 'Wonder van Vlissingen' waarmee Meertens in 1972 worstelde. De predikant-historicus Geraerd Brandt omschreef dit verschijnsel driehonderd jaar eerder in zijn Historie der Reformatie.58 Hij verhaalde over de enorme menigte aan gereformeerde ballingen, de meeste niet onvermogend, die arriveerde in de Noordelijke Nederlanden. Hij wees op de geïmporteerde pracht en praal, de zwierigheid van de kledij, de toegestane ijdelheden en de overdaad aan maaltijden en lekkernijen, en haalde met deze tekst de mythe onderuit dat het calvinisme inherent was aan de Hollandse stijfheid.59 De Vlamingen en de Bra banders waren immers ook calvinisten, in de meeste gevallen zelfs van de meest precieze richtingen, zeker in Vlissingen. Gezegd moet worden dat deze observaties niet zonder kleur waren geschre ven. Brandt werkte in opdracht van Remonstrantse Broederschap, een regelrech te voortzetting van de verlichte factie in de Protestantse Kerk in het begin van de zeventiende eeuw. In 1619 hadden de aanhangers het onderspit moeten delven in het conflict dat tot een eind was gekomen met de onthoofding van Johan van Oldebarneveld en het ontslag van honderden remonstrantse predikanten. Na de dood van stadhouder Maurits in 1625 kreeg de Broederschap weer wat meer vrij heid, maar moest nog tot de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 wachten op officiële erkenning en volledige vrijheid van godsdienst.60 Brandt had dus in 1671 een geschiedschrijving geproduceerd in opdracht van een nog officieel ver boden kerkelijke richting die hij zelf ook aanhing. De passages over pracht, praal en zwierigheid moeten allereerst in het licht worden gezien van deze achtergron den, maar zullen daarnaast zeker een kern van waarheid hebben gehad. In Vlissingen kwam deze ambiguïteit ook op een andere manier tot uitdruk king in de persoon van Jona Willem te Water, een van de predikanten die bij de oprichting van het Zeeuws Genootschap was betrokken. Te Water stamde niet af van geloofsvluchtelingen; zijn voorouders kwamen oorspronkelijk van de Veluwe. Zijn vader, die in 1698 te Amsterdam werd geboren, kreeg in 1725 een benoeming als predikant in Zaamslag en later in Axel. Jona was de oudste zoon uit zijn twee de huwelijk. Hij volgde de Latijnse school in Vlissingen en studeerde theologie in Leiden. In 1765 kwam hij terug naar Vlissingen. Hij kreeg in later jaren benoemin- 76 Oprichting van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 58 G. Brandt, Historie der Reformatie, en andre kerkelyke geschiedenissen, in en ontrent de Neder landen. Rotterdam, 1671. 59 Ibidem, 708-709. 60 O.J. de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis. Kampen, 1972, 183-197, 296-298.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 78