gen als leraar wijsbegeerte en vaderlandse geschiedenis aan de Illustere School te Middelburg, hoogleraar Godgeleerdheid te Leiden en geschiedschrijver van de provincie Zeeland.61 Hij was orangist, maar had begrip voor de sentimenten van de patriotten. Later, in de Franse tijd, leverde hem dat verschillende belangrijke bestuurlijke functies op. Te Water wordt gezien als de ontdekker van Jacobus Bel lamy. Diens vroege gedichten handelden over het begrip vrijheid en waren vooral bedoeld als aanklacht tegen stadhouder Willem de Vijfde. De ideeën van Bellamy hadden, net als die van zijn literaire collega en stadgenoot Betje Wolff, een directe relatie met de Verlichting. Hij publiceerde onder het pseudoniem Zelandus grote aantallen extreem patriottische gedichten die bekend moeten zijn geweest bij Te Water, aanhanger van de stadhouder.62 De tweede aanname van Heeringa in 1919 dat er in Vlissingen in de achttiende eeuw onvoldoende randvoorwaarden aanwezig waren om een vruchtbare bodem te creëren voor het ontstaan van een wetenschappelijke organisatie kan op basis van het bovenstaande worden ontkracht. Er was een al eeuwenoud intellectueel klimaat, dat weliswaar religieus van karakter was, maar dat tegelijkertijd ruimte bood aan nieuwe ideeën en culturele en wetenschappelijke experimenten. Zelfs zou de vraag gesteld kunnen worden waarom in een dergelijk klimaat het Zeeuws Genootschap niet al veel eerder werd opgericht. De beantwoording van deze vraag is een interessante missie, maar is voor het doel van dit artikel niet van be lang. De vraag waarom het dan toch anders afliep, is dat wel. Wetenschappelijk niveau en regionalisme Volgens de derde aanname van Heeringa beschikte het Genootschap geduren de de Vlissingse periode over onvoldoende wetenschappelijk niveau en was het vooral een regionaal gerichte oudheidkundige kring. De verhuizing naar Middel burg betekende in zijn visie een nieuwe start en het begin van een écht genoot schap der wetenschappen, met de nadruk op het laatste woord. Een inventarisatie van het opleidingsniveau van de directbetrokkenen en van de onderwerpen van de verhandelingen en de prijsvragen kan dit beeld nuanceren. Het Genootschap kende directeuren en leden. In de eerste groep waren de financiers van het Genootschap vertegenwoordigd en in de tweede de personen Peter van Druenen 77 61 Nagtglas, Levensberichten, deel IV, 928-932; Blok, Nieuw biografisch woordenboek, deel IV, 1440-1441. 62 Van Druenen, Vissers, 516.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 79