vinden in de stad die verstand had van kaapvaart. Om toch nog wat graantjes te
kunnen meepikken werden er meerdere Franse kapers naar de stad gehaald: Ni-
colaas Jarry en Pierre le Turc. Zij behaalden wel enige successen, maar dat was bij
lange na niet genoeg om het economisch tij te keren.67 Dat gold ook voor de smok
kelhandel op Engeland na 1780 als gevolg van de hoge invoerrechten die dat land
hief op thee, tabak en sterke drank. In die periode verhuisden ruim 230 Engelse
smokkelaars tijdelijk naar Vlissingen, als gevolg waarvan er meer concurrenten
kwamen, de financiële spoeling dun werd en er veel minder viel te verdienen.68
Omdat de inkomens van veel directeuren van het Genootschap afhankelijk waren
van de economische toestand van de stad en zij de voornaamste inkomstbron
vormden, ontstonden er al snel achterstanden in de betalingen. Tot overmaat van
ramp besloot het stadsbestuur in 1790 om, mede ingegeven door de economi
sche situatie, een eind te maken aan de belastingvrijstelling van het Genootschap,
dat kort daarvoor een gebouw had gekocht met het doel de organisatie en de
collecties daar permanent onder te brengen.69 Voor deze transactie waren schul
den aangegaan waarvan de rente en de aflossingen vanaf dat moment zwaar op
de begroting gingen drukken. Het leden- en directeurenbestand liep door deze
ontwikkelingen verder terug waardoor de financiën in een neerwaartse spiraal
terechtkwamen en de toevoer van verhandelingen stagneerde. Deze terugloop
was ingezet als gevolg van een aantal maatschappelijke thema's die de meningen
in de jaren tachtig flink hadden verdeeld: de invoering van de nieuwe psalmbe
rijming en -zangwijze, het verzet tegen de bouw van de eerste rooms-katholieke
kerk sinds de zestiende eeuw en de strijd tussen de orangisten en de patriotten die
in 1787 in Vlissingen een dieptepunt bereikte met de plundering van een aantal
huizen van vooraanstaande patriotten.
De genadeslag voor Vlissingen kwam in 1795. Op 16 mei van dat jaar werd in
Den Haag een verdrag gesloten tussen Nederland, toen de Bataafse Republiek
geheten, en Frankrijk. Van de in totaal 23 artikelen van het verdrag handelden er
maar liefst 12 over Vlissingen. En dat was niet bepaald op verzoek van de Vlissin-
gers zelf. De Fransen wilden het gebruiksrecht op de haven en de mogelijkheid
om er een garnizoen te vestigen. Vlissingen was voor hen de belangrijkste voor
uitgeschoven post in de strijd tegen Engeland met als inzet de macht in Europa.
Een van de kopstukken van de toenmalige revolutionaire regering van Frankrijk,
82
Oprichting van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
67 Van Druenen, Vissers, 537-541.
68 Ibidem, 567.
69 Mijnhardt, Wetenschapsbevordering, 31.