De rol van religie in de beginjaren van het Zeeuws Genootschap Willem Peene Inleiding V n ons Vaderland is tweeërlei soort van Godsgeleerden. Zo beweerde de I achttiende-eeuwse medicus Johan Macquet (1731-1798) uit Zierikzee.1 De eerste categorie bestaat volgens hem uit eerbiedwaardige heren die weinig onderzoeken. Ze beschikken weliswaar over de vaardigheid om meer dan twee uur over een gemakkelijke Bijbeltekst te preken, maar verder weten ze zo goed als niets. Ze veroordelen alles wat niet naar hun smaak is en verketteren eenieder die een afwijkende visie heeft. De andere categorie Godgeleerden maakt werk van letteroefeningen, natuurkunde en andere wetenschappen. Ze onderzoeken alles, durven vrij te denken en verachten niet bij voorbaat wat niet naar hun smaak is, maar ze overwegen de zaken op oordeelkundige wijze.2 Uiteraard is dit slechts een mening. Vaststaat echter dat Godgeleerden in de achttiende eeuw geen ho mogene groep vormden. Een groot aantal Godgeleerden was lid van het Zeeuws Genootschap en ook andere leden ventileerden religieuze noties. In dit artikel wordt de relatie tussen religie en Genootschap beschreven. Aller eerst wordt het reglement van het Genootschap, de titelplaat van de eerste afle vering van de Verhandelingen en het daarbij behorende gedicht bestudeerd. Hoe manifesteert religie zich in reglement, prent en gedicht? Vervolgens wordt nage gaan hoe het jaar 1572 aan de orde komt in de Verhandelingen. Het jaar 1772 was namelijk het gedenkjaar van de opstand tegen Spanje. Wordt bij deze gelegenheid op strijdbare toon het rooms-katholicisme veroordeeld of valt er een gematigde en tolerante houding te bespeuren? Daarna wordt onderzocht op welke manier 87 1 J. Macquet, Verhandeling over de bijbelsche ziekten en eenige andere gevallen die in de Heilige Schriften voorkomen en door de geneeskunde licht ontfangen. Leiden, 1762, 6. 2 Macquet, Verhandeling over de bijbelsche ziekten, 6, 7.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 89