de ziel toelaat zich een eeuwigheid in te denken, moet deze ook bestaan en het
past niet bij God om in de ziel gedachten en verlangens naar de eeuwigheid te
leggen en die vervolgens niet waar te maken.
Ook Cornelis de Vries (1740-1812) doopsgezind predikant te Enschede, liet van
zich horen in de strijd tegen het deïsme. Zijn opstel behelst een verdediging tegen
aantijging van de deïst Shaftesbury, die het Evangelie had bekritiseerd door te
stellen dat het geen oog had voor de belangrijke klassieke deugd van de vriend
schap. Shaftesbury had een bisschop geciteerd die had beweerd dat zoiets belang
rijks als de vriendschap slechts één keer in het Nieuwe Testament voorkwam, en
dan ook nog eens negatief: de vriendschap van de wereld is vijandschap tegen
God. Het openbaringsgeloof wordt dus bekritiseerd doordat het zo negatief kan
zijn ten opzichte van de deugd van de vriendschap.
De Vries gaf toe dat het begrip filia 'vriendschap' inderdaad alléén genoemd
wordt in de reeds vermelde passage, maar stelt vervolgens ook dat de bijbelschrij
vers een ander woord hebben gesmeed voor dezelfde zaak, namelijk het begrip fi-
ladelfia: afgeleid van filia en van delfos, dat broer betekent. Volgens De Vries gaat
de vriendschap in de Bijbel daarmee dan ook aanzienlijk verder en dieper dan de
vriendschap van de klassieke oudheid en krijgt vriendschap zo een inhoudsvollere
rijkdom. Opnieuw zien wij hier hoe een verdediger van het openbaringsgeloof
zich tegen aanvallen op de Bijbel keert. Bij deze verdediger moeten wij niet den
ken dat hij daarmee alles letterlijk nam wat er in de Bijbel staat. Een aantal jaren
later doet hij uit de doeken dat de zondeval nuttig was voor de mens om zijn echte
bestemming te bereiken en dat de slang in het paradijs niet werkelijk tot Eva had
gesproken.44
Tot nu toe zagen wij dat diverse auteurs zich tegen negatieve uitlatingen over
passages in de Bijbel of bepaalde geloofsvoorstellingen afzetten. De reeds eerder
genoemde Josua van Iperen probeerde het over een andere boeg te gooien. Hij
ging niet zozeer in tegen een bepaalde aantijging, maar brak een lans voor een
moderne wijze van Bijbellezen om zo de importantie van de bijbel te behouden.
Hij voerde een pleidooi om meer oog te krijgen voor de oosterse manier van dich
ten. Op die manier worden veel Bijbelse zaken inzichtelijk. Tot dit inzicht was hij
gekomen door de bestudering van werken van de Duitse en Engelse geleerden
Johann David Michaelis en Robert Lowth. Hun methode paste hij toe op enkele
passages uit de Bijbel. Deze wijze van Bijbelexegese zou voor weldenkende lezers
Willem Peene
97
44 Bosma, Woorden van een gezond verstand, 340-341.