Edelen, ambacht en erfrecht op Walcheren
in de eerste helft van de veertiende eeuw1
9
Peter A. Henderikx
In de middeleeuwen was voor de Zeeuwse edelen het bezit van ambachtsheer
lijkheid, dat wil zeggen van publiek gezag op lokaal niveau, van grote beteke
nis, zowel voor de relatie tussen de edelen onderling als voor hun positie ten
opzichte van de graaf van Holland en Zeeland, van wie zij de ambachten in leen
hielden. Een factor van belang was daarbij het leenerfrecht dat in Zeeland gold bij
de vererving van ambachtsheerlijkheden. Dat recht leidde tot vérgaande splitsing
en versnippering van ambachten en week sterk af van het leenerfrecht in aangren
zende gewesten.2
Dankzij de rekeningen van de grafelijke rentmeesters van Zeeland Bewesten
Schelde en Zeeland Beoosten Schelde uit de jaren 1318-1343 is het mogelijk om
zich op microniveau een enigszins afgerond beeld te vormen van de effecten van
het Zeeuwse leenerfrecht in de eerste helft van de veertiende eeuw. Dekker en
Lenselink deden dat voor Zuid-Beveland en Schouwen, en ook voor Walcheren is
het met behulp van deze rekeningen mogelijk zicht te krijgen op het effect van het
Zeeuwse leenerfrecht in die periode op de verhouding tussen de ambachtsheren
1 Dit artikel is gebaseerd op een lezing, gehouden in december 2013 tijdens een symposium bij
het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis te Den Haag (thans Huygens-ING, Amsterdam)
ter gelegenheid van het gereed komen van de digitale editie van de registers van de graven
van Holland en Zeeland uit de periode van het Henegouwse Huis. Met dank aan mijn vriend
drs. Gerrit van Herwijnen voor de zorgvuldige wijze waarop hij de tekst van dit artikel heeft
doorgenomen en van commentaar heeft voorzien. Dank ook aan prof. dr. Hans Smit, die zo
vriendelijk was mij fotokopieën te verschaffen van de grafelijke rekeningen van 1336 die zich in
de Archives du Nord te Lille/Rijssel bevinden.
2 Gosses, De rechterlijke organisatie, 107-109; Dekker, Zuid-Beveland, 468-491; Van Steensel,
Edelen, 260-278. Zie ook: Henderikx, Politieke geschiedenis, 115-119; Leupen, Waar komen de
ambachtsheren eigenlijk vandaan?