Huib J. Zuidervaart trokken dusdanig de aandacht dat hij in 1747 door stadhouder Willem IV tot diens persoonlijke astronomus werd benoemd. Een jaar later werd De Munck zelfs de eerste Zeeuwse Fellow van de Engelse Royal Society.6 De Munck was omstreeks 1710 tot landmeter opgeleid, maar hij had al snel carrière gemaakt als architect, wijnroeier en examinator van de stuurlieden van zowel de Oost-Indische als de West-Indische Compagnie. Zijn bouwkundige pro jecten en zijn zakelijke investeringen in zowel de Sociëteit der Zaagmolens als de Middelburgse Commercie Compagnie maakten hem dusdanig rijk dat hij zijn in 1724 begonnen passie voor de astronomie elf jaar later kon vormgeven in een eigen observatorium. Eerder heb ik mogen argumenteren dat bij het tot stand komen van dit observatorium de wisselwerking tussen De Munck en de jonge arts Leonardus Stocke (1710-1775) van groot belang is geweest.7 Stocke vestigde zich in 1733 in Middelburg, nadat hij in Utrecht geneeskunde had gestudeerd. Daar was hij door de hoogleraar Petrus van Musschenbroek (1692-1761) gestimuleerd om zich te verdiepen in de newtoniaanse experimentele natuurfilosofie. Van Mus schenbroek was in de Nederlandse Republiek een van de grote gangmakers van deze nieuwe benaderingswijze van de natuur- en sterrenkunde. In 1739, in zijn Beginsels der Natuurkunde, prees hij Stocke, die toen zes jaar tevoren in Middel burg een 'Genootschap in de Natuur- en Bespiegelende Ontleedkunde' had opge richt en daar ook systematisch weerkundige waarnemingen had opgetekend. In deze kring van Middelburgse liefhebbers werden niet alleen voordrachten over de newtoniaanse natuurfilosofie gehouden, maar werd bovendien eigen onderzoek gedaan, merendeels op het gebied van de weer- en sterrenkunde. De onderzoeks resultaten van deze kring werden uitgewisseld met andere liefhebbers in Holland en Utrecht, en zowel Stocke als De Munck correspondeerden over hun onderzoek met geleerden in het buitenland. Tot zijn vertrek naar Utrecht in 1742 heeft Stocke dit genootschap geleid, waarna de activiteiten door De Munck en een aantal me destanders zijn voortgezet.8 125 6 Dit gegeven was mij nog niet bekend tijdens het schrijven van mijn biografie over Jan de Munck in 1986. Zijn verkiezing tot Fellow vond plaats in 1748, op voordracht van onder andere Willem Bentinck van Rhoon, Abraham Trembley en Martin Folkes. Zie: Archief Royal Society of London, EC/1747/14. 7 Zuidervaart, De Munck (1986), 114-115. Zie ook: De Man, Leonardus Stocke (1856) en Kramer, Leven (1934). 8 Zuidervaart, Konstgenoten (1999), 392.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 126