Huib J. Zuidervaart (1733-1813).10 Vanaf De Munck valt er in Zeeland een doorlopende lijn van actieve beoefenaren van de sterrenkunde aan te wijzen, die de door hen vergaarde waar nemingen en berekeningen uitwisselden met sterrenkundigen buiten de provin cie. In totaal gaat het om ruim twintig personen, afkomstig uit zowel de regen tenklasse, de gezeten burgerij, als uit de stand van de handwerkslieden. Er is geen provincie in Nederland die in dit tijdvak ook maar in de buurt komt van dit aantal. Althans met één uitzondering. Friese 'boerenprofessoren' In Friesland is er iets dergelijks aan de hand. Daar kennen we de 'boerenprofes soren. Ook daar gaat het om ruim twintig personen. In Friesland is deze groep vooral bezig geweest met het maken van spiegeltelescopen en planetaria of plane- tariumklokken. Een enkeling hield zich daarnaast ook bezig met sterrenkundige waarnemingen. De bekendste van hen is ongetwijfeld Eise Eisinga (1744-1828), wiens planetarium in Franeker elk jaar nog steeds duizenden bezoekers trekt. Zo als is vastgesteld vindt deze groep 'boerenprofessoren' rond 1740 zijn oorsprong in een wisselwerking tussen een aantal Friese ambachtslieden, de Universiteit van Franeker en het Friese stadhouderlijke hof. Door een gebrek aan een 'papieren spoor' is de aard van deze wisselwerking in veel gevallen niet erg concreet te ma ken, maar duidelijk is wel dat de Friese stadhouder Willem IV rond die tijd een actief beleid heeft gevoerd om technisch geïnteresseerde werklieden van Friese bodem met opdrachten te stimuleren.11 Dat deze twee op elkaar lijkende fenomenen zich voordoen in randprovincies van de Republiek die, vergeleken met het gewest Holland, beide na het midden van de achttiende eeuw in politieke, maatschappelijke en economische zin mar ginaliseren, is opvallend. Het brengt onmiddellijk de bekende tegenstelling cen trum-periferie in gedachten.12 Zo'n positie in de periferie brengt de noodzaak met zich mee om zich te onderscheiden van het centrum. Met andere woorden, om te zoeken naar een eigen identiteit. Niet voor niets worden er in beide provincies 127 10 Hennert, [levensbeschrijving P.J. de Timmerman] (1786). Zie ook de opmerkingen over Petro- nella's wis- en sterrenkundige kennis en vaardigheden, gemaakt door haar oom Jan, zowel bij haar 25e verjaardag in 1748, als een jaar later bij haar eerste huwelijk met Abraham Haverkamp, in: De Timmerman, Nagelaten Gedichten (1774), 4-7 en 137-141. 11 Zuidervaart, De Friese 'Boerenprofessor: Realiteit of mystificatie? (2013). Zie ook: Dijkstra, Het vinden van Oost en West in het Friesland van de zeventiende eeuw (2007). 12 Geïntroduceerd in de negentiende eeuw door Johann Heinrich von Thünen (1783-1850) in zijn boek Der Isolierte Staat (Hamburg, 1826) en nadien in vele varianten toegepast.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 128