het mogelijk om een vrij gedetailleerd beeld te schetsen van de feitelijke situatie
en ontwikkelingen met betrekking tot de ambachten op Walcheren in de betref
fende periode.12 Een goed uitgangspunt vormt de rekening van de jaarbede van
1332, waarin de ontvangsten zijn verantwoord van twee schelling per gemet die 'bi
den brede' waren geïnd. Uit deze rekening blijkt dat er in de 36 vierschaarambach
ten die het eiland in die tijd telde maar liefst 344 ambachten waren, dat wil zeggen
gemiddeld 9,5 per vierschaarambacht.13 Maar wel met grote verschillen: zo telde
Koudekerke 10 ambachten, in verhouding een stuk minder dan het veel kleinere
Boudewijnskerke met 20 ambachten. En ook binnen de vierschaarambachten wa
ren de verschillen groot. Zo mat in Kleverskerke, waar 24 ambachten waren, de
grootste ambachtsheerlijkheid 480 gemeten en het kleinste slechts 1 gemet 240
roeden (0,71 ha), oftewel net zo veel als een voetbalveld. (1 gemet 0,3924 ha.).
Dat ook na 1332 de ambachtssplitsing op Walcheren onverminderd doorging,
blijkt wanneer men de bederekening van 1332 vergelijkt met die van 1343: tegen
over 344 ambachten in 1332 telde het eiland in 1343 381 ambachten.14 Dat wil
zeggen gemiddeld 10,5 ambachten per vierschaarambacht, tegenover 9,5 elf jaar
eerder. Bij een oppervlakte van circa 42.300 gemeten (circa 16.920 ha.) van al het
bedeplichtig land van Walcheren betekenden de genoemde aantallen ambachten
een gemiddelde oppervlakte per ambacht van 123 gemeten (48 ha) in 1332 en 111
gemeten (44,4 ha) in 1343.
Deze 344 ambachten in 1332, en 381 ambachten in 1343 bevonden zich in beide
gevallen in handen van zelfs een nog groter aantal ambachtsbezitters. In 1332 waren
dat er 362, te weten 353 ambachtsheren, vijf ambachtsvrouwen en vier institutionele
ambachtsbezitters, de stad Middelburg, de norbertijner abdij in Middelburg, de be
nedictinessenabdij in Rijnsburg en de johannietercommanderij te Middelburg. Hoe
moeten wij dit begrijpen? Weliswaar waren er zo'n honderd ambachtsbezitters die
ambachten hadden in verschillende vierschaarambachten, zodat men zou verwach
ten dat het aantal ambachtsbezitters kleiner zou zijn dan het aantal ambachten. Daar
stond echter tegenover dat veel vaker één ambacht in het bezit was van meer dan
één persoon, vooral broers, die het ambacht dat zij hadden geërfd als gezamender-
Peter A. Henderikx
13
12 Hamaker, Rekeningen Zeeland, dl. 1, 16-32 (1318/19), 265-302 (1331), 362-394 (1332); Archives
du Nord, Lille/Rijssel, cumulus 16191, fol. 1v-8v (1336), zie hiervoor de opmerking op de eerste
pagina van dit artikel; Hamaker, Rekeningen Zeeland, dl. 2, 120-155 (1340); Smit, Rekeningen, dl.
2, 198-227 (1342), 255-285 (1343).
13 Hamaker, Rekeningen Zeeland, dl. 1, 362-394.
14 Zie voor de inkomsten uit Walcheren in de bederekening van 1343 Smit, Rekeningen, dl.2, 255-285.