Huib J. Zuidervaart "*V Over zijn observaties spreekt Tevel dan ook in termen van 'wonderen, die hij 'met een hartelijk genoegen' voor de zon heeft gezien en die hij daarom met 'een nieuwsgierig linkeroog' heeft getekend, om ze 'in mijn geheugen te bewaaren.111 Over hem zou trouwens veel meer te vertellen zijn. Zijn waarnemingsboeken zijn prachtige egodocumenten die als zodanig een nadere studie verdienen. Vermel denswaard is in elk geval het besef bij Tevel dat zijn decennialange observaties misschien toch ook nog voor anderen van nut konden zijn. Hij eindigt althans zijn tweede waarnemingsboek met de wens dat 'een genootschap van kundige; hetzij in mijn geboortestad Middelburg, of in mijn vaderland; deze mijne arbeidt zoude willen onderzoeken.112 Want, zo schrijft Tevel: 157 XM14 MWw Ml 4W, if/t ;V 'y* <vW>y>AV itAfm f'**"*rr~* i K»..r v, Wttf. '■nil )„tj/ ,(i!rt«". )fM- Bladzijde uit het eerste waarnemingsboek van de zilversmid Cornelis Tevel, met aan de rechter zijde drie fysico-theologische gedichtjes. Noord-Hollands Archief, Archief Koninklijk Instituut. 111 Tevel, fol. 88. Opmerking bij waarneming 5 oktober 1816. 112 Tevel, tweede waarnemingsboek, laatste [ongenummerde] bladzijde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 158