Huib J. Zuidervaart
blieke Nederlandstalige lezingen in de Nieuwe Kerk - verdwenen belangrijke mo
tieven voor het doorgeven van dit specifieke culturele kapitaal, zoals theologische
inspiratie en maatschappelijke distinctie.
De combinatie van een toenemende mathematisering, disciplinarisering en
professionalisering van de natuurwetenschappen, gevoegd bij de andere rol die
wetenschap gedurende de negentiende eeuw ging innemen (met een correspon
derende verandering in het zelfbeeld van de wetenschapsbeoefenaar),117 verklaart
voor Middelburg de teloorgang van de sterrenkundige liefhebber rond het mid
den van de negentiende eeuw. Aan het einde van die eeuw, in 1893, publiceerde de
voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap, Jan Cornelis de Man (1818-1909), de
volgende jeugdherinnering:
De Man gebruikte hier niet voor niets de frase 'vare gesichten'. Die term refereer
de immers aan de in Middelburg uitgevonden verrekijker. Tot 1940 kon je een
gedenksteen met de naam In de Drie Vare Gesichten aantreffen in de gevel van
Lipperheys oude huis, direct naast de Nieuwe Kerk.119 Voor De Man was Hans
Lipperhey net zozeer geschiedenis als Cornelis Tevel, en met hem de sterren-
159
[Aan het begin van de Vlasmarkt], in het kleine aan [het logement St. Joris]
grenzende huisje woonde in het begin dezer eeuw de assistent van het Natuur
kundig Gezelschap, de goud- en zilversmid Cornelis Tevel. Men kan ze nog vin
den op den zolder bij het zolderraam: de kleine venstertjes, waardoor hij als
liefhebber der sterrekunde zijne "vare gesichten" richtte op zon of maan. Was
de ring van Saturnus te zien, dan kon men hem op een helderen winteravond
midden op de Markt voor het publiek zijn kijker zien plaatsen, alsof men ware
op den Pont-neuf te Parijs.118
117 Zie Maas, Sociëteit, moderniteit en wetenschap in eenzaamheid (2016).
118 De Man, De Groote Markt te Middelburg (1893), 586. Cornelis Tevel overleed in 1838 toen De
Man 20 jaar oud was. De Man zal hem dus nog persoonlijk hebben gekend.
119 'De Drie Vare Gesichten' was de naam die Hans Lipperhey in 1609 had gegeven aan het huis
in de Kapoenstraat dat hij gekocht had met het geld dat hij van de Staten-Generaal voor de
leverantie van drie verrekijkers had ontvangen. In 1835 was deze naam, inclusief drie ge
schilderde verrekijkers, op verzoek van De Kanter weer aangebracht op dat huis, dat toen
bewoond werd door de loodgieter Gillis van Nederveen. Veertig jaar later is op initiatief van
Frederik Nagtglas secretaris van de 'Commissie tot het opsporen en bewaren van merkwaar
dige Zeeuwse Oudheden' van het Zeeuwsch Genootschap de naam ook in hardsteen op het
pand aangebracht. Het huis - met de naamgeving - is in 1940 met het bombardement van de
stad verloren gegaan. Zie: De Kanter e.a., Oorspronkelijke stukken (1835), 5 en Nagtglas, Mijn
leven (1977), 114.