ridder haast overal erfelijk geworden, wat betekende dat de zonen van een ridder eveneens deel uitmaakten van de ridderschap, ook wanneer zij zelf geen ridder werden maar 'knaap' bleven. De ridderschap had zich daarmee ontwikkeld van een militaire beroepsgroep tot een geboortestand binnen de adel, waarvan de le den in principe voldoende gegoed moesten zijn om zich een ridderlijke leefwijze te kunnen permitteren.26 In Zeeland vormden ridders en knapen de elite binnen de adel, zoals onder andere bleek in 1328, toen graaf Willem III de nieuwe land- keuren voor Zeeland Bewesten Schelde en Beoosten Schelde vaststelde in over leg met zijn leenmannen. In Zeeland Bewesten Schelde hadden de leenmannen daarvoor een commissie van 21 personen gevormd die uitsluitend uit ridders en knapen bestond.27 De vraag is hoeveel ambachtsheren op Walcheren in de eerste helft van de veertiende eeuw ridder of knaap waren en hoe deze zich qua omvang van hun ambachtsbezit verhielden tot andere ambachtsheren. In de rentmeestersrekenin gen worden de namen van sommige ambachtsheren voorafgegaan door de aan duiding 'heer', wat zoals gezegd een gebruikelijke manier was om aan te geven dat iemand ridder was. Langs die weg vindt men in de rekening van 1332 onder de 353 Walcherse ambachtsheren slechts vijf ridders, en dat dan zelfs inclusief Jan van Beaumont, de broer van de graaf. Wel zal het aantal knapen een stuk groter zijn geweest. Naast de vijf ridders vermeldt de bederekening van 1332 53 ambachts heren die, volgens de informatie in de rekeningen zelf, zonen, broers of kleinzo nen van ridders waren of de familienaam droegen van in die tijd als riddermatig bekend staande geslachten. Van hen mag men aannemen dat zij als leden van riddermatige families knaap waren. Vanzelfsprekend is op dit punt de informatie die de rekening verschaft lacuneus, maar de gegevens wijzen er wel op dat van alle ambachtsheren verreweg de meesten geen deel uitmaakten van de ridderstand. Bovendien blijkt uit de gegevens dat de genoemde vijf ridders en de 53 ge traceerde knapen in 1332 lang niet allen over een groot ambachtsbezit beschikten. Onder de vijf ridders bevonden zich zowel grote als heel kleine ambachtsheren. Ook de gegevens over de 53 knapen geven een dergelijke gevarieerd beeld. Van de ridders waren Jan van Beaumont en Floris, Klaas en Wolfert van Borsele de groot ste ambachtsbezitters: Jan van Beaumont met 2814 gemeten ambacht in Welzin- Peter A. Henderikx 17 26 OHZ, dl. 1, nr. 257, dl. 2, nr. 456; Van Steensel, Edelen, 40-45; Van Winter, Adel, 123-147; Blockmans, Hoppenbrouwers, Eeuwen, 165-173; Warlop, Nobility, dl. 1, 32, 39, 89-101, 275, 296, 302-303, 318-320. 27 Burgers, Registers, nr. ZE 495.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 18