in. Rond 1700 richtten Nederlandse slavenhandelaren hun pijlen steeds meer op de Nederlandse koloniën in het Caribische gebied. In de loop van de achttiende eeuw ontpopte Suriname (door veel tijdgenoten beschouwd als een 'tweede Bra zilië' zich als de belangrijkste Nederlandse slavenhandelsmarkt. Veel Amsterdam se slavenhandelaren trokken zich toen terug uit de specialistische en risicovolle slavenhandel. Zij gaven de voorkeur aan de lucratievere en stabielere handel in de producten die slaven in de koloniën moesten produceren, zoals suiker en later koffie.8 De slavenhandel werd het domein van de WIC en van smokkelaars, die opvallend vaak uit Zeeland kwamen.9 In dezelfde periode voltrok zich een proces van interne economische contrac tie in Nederland, doordat het grootste deel van de overzeese handel zich con centreerde in het gewest Holland.10 Zo zorgden kapitaalkrachtige Amsterdamse handelaren ervoor dat de productie van koloniale plantages vooral naar hun stad werd geleid. De internationale handel verdween niet van Walcheren, maar koop lieden konden niet om de Hollandse stapelmarkt heen. Walcherse kooplieden zochten hun soelaas in specialistische en risicovolle activiteiten. Tijdens inter nationale oorlogen (zoals de Spaanse Successieoorlog van 1702-1713) bedreven Zeeuwen volop kaapvaart, waarbij kapers van de overheid commissie kregen om particuliere vijandelijke schepen aan te vallen. Daarnaast dreven Zeeuwse reders smokkelhandel op Spaans-Amerika en West-Afrika. Ook de slavenhandel valt on der de specialistische en risicovolle vaart.11 Door die handel in mensen konden kooplieden profiteren van de groei van de Atlantische koloniën, terwijl ze de be perkingen van de lokale markt letterlijk omzeilden. De belangrijkste afzetmarkt voor slaven lag immers overzee, niet op Walcheren. In de jaren dertig van de achttiende eeuw verloor de WIC het monopolie op de slavenhandel, grotendeels als gevolg van Zeeuws lobbywerk.12 Hoewel de eer- 196 Het economische belang van de slavenhandel voor Walcheren, 1755-1780 8 NL-HaNA, 1.01.02 (Staten-Generaal), 7821, Casparus Ribaut en Jan Guépin, 21 december 1750. 9 Ruud Paesie, Lorrendrayen op Africa. De illegale goederen- en slavenhandel op West-Afrika tijdens het achttiende-eeuwse handelsmonopolie van de West-Indische Compagnie, 1700-1734. (PhD. Diss.). Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2008. 10 Johannes de Vries, De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw (PhD. Diss. 1959). Leiden: H.E. Stenfert Kroese, 1968, 40-41. 11 Vergelijk: Ivo J. van Loo, Kaapvaart, slavenhandel en smokkelhandel. De Zeeuwse risicovolle scheepvaart in de Gouden Eeuw (1585-1800), een inleiding. In: Zeeland 15:3 (2006) 105-109. Zie ook: Gerhard J. de Kok, Walcherse Ketens. De trans-Atlantische slavenhandel en de econo mie van Walcheren, 1755-1780. Zutphen: Walburg Pers, 2020. 12 Henk den Heijer, Goud, ivoor en slaven. Scheepvaart en handel van de Tweede Westindische Compagnie op Afrika, 1674-1740. Zutphen: Walburg Pers, 1997, 302-307.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 197