zijn geweest. In Afrika zouden slavenhandelaren mensen hebben gekocht in ruil voor 'spiegeltjes, kralen, sterken drank, tabak, messen en honderd andere snuis terijen, zoals een marineofficier aan het begin van de negentiende eeuw schreef.19 Die mensen zouden vervolgens in de koloniën voor een veelvoud van de inkoop prijs als slaaf zijn verkocht. Voor de Zeeuwse slavenhandel is dat beeld al in de jaren zestig van de vorige eeuw bestreden door W.S. Unger en in latere decennia door onder anderen Johannes Postma.20 Europese slavenhandelaren verscheepten waardevolle goederen naar West-Afrika als betaling voor slaven en de verkoopop brengsten in de koloniën bleken vaak nauwelijks genoeg om de kosten voor de lange zeereis te dekken.21 Toch blijkt uit de Walcherse casus dat de slavenhandel wel degelijk een interessante investering kon zijn. Dat de slavenhandel in de tweede helft van de achttiende eeuw geen fabel achtige winsten opleverde, is niet verwonderlijk. Het stond alle kooplieden in Nederland vrij om slavenschepen uit te reden en als deze handel veel winstge vender was dan andere, zou de concurrentie direct toenemen.22 Ook op Walche ren had geen van de slavenhandelaren een monopolie, hoewel sommige kolonis ten vermoedden dat 'eenige wijnige personen en familien [de] voordeelen en commercie onder sig hebben verdeelt.'23 In de praktijk was daarvan echter geen sprake. Toen de Nederlandse slavenhandel tijdens de Zevenjarige Oor log tijdelijk winstgevender was dan normaal, begonnen minstens zeven nieuwe Walcherse firma's met het uitreden van slavenschepen. Van een gesloten bastion was geen sprake. Enkele van deze nieuwkomers, waaronder Snouck Hurgronje Louijssen, groeiden zelfs uit tot belangrijke spelers in de lokale slavenhandel. De boekhouding van de MCC biedt duidelijk inzicht in de mate van winstge vendheid van de Walcherse slavenhandel in de achttiende eeuw. Tijdens de vroege 200 Het economische belang van de slavenhandel voor Walcheren, 1755-1780 19 Cornelius de Jong, Reize naar de Caribische eilanden in de jaren 1780 en 1781. Haarlem: F. Bohn, 1807, 113. 20 W.S. Unger, Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. II. De slaven handel der Middelburgsche Commercie Compagnie, 1732-1808. In: Economisch-Historisch Jaarboek 28 (1961), 86-91; Johannes M. Postma, Dutch in the Atlantic Slave Trade, 278-280. Vergelijk: Kenneth Morgan, Slavery, Atlantic Trade, and the British Economy, 1660-1800. Cam bridge University Press, 2000, 36-48. 21 Vergelijk: Roger Anstey, The Atlantic Slave Trade and British Abolition, 1760-1810. Londen: Macmillan, 1975, 57. 22 Robert P. Thomas en Richard N. Bean, The Fishers of Men: The Profits of the Slave Trade. In: The Journal of Economic History, 34:4 (1974), 885-914. 23 NL-HaNA, 1.01.50 (Stadhouderlijke secretarie), inv. nr. 1317, 'Consideratie over de vrije vaert uijt de havenen deser provincien op de colonie de Isequebo', ongedateerd, circa 1765-1770.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 201