Gerhard de Kok enigde Oost-Indische Compagnie (VOC), was de slavenhandel dan ook een van de belangrijkste inkomstenbronnen in de Walcherse maritieme sector. Tijdens de vrijhandelsperiode gebruikten Walcherse slavenhandelaren onge veer 140 verschillende schepen.32 Het ging meestal om snelzeilende fregatten of snauwschepen.33 Hoewel gedetailleerde informatie over de meeste schepen ont breekt, is het waarschijnlijk dat de meeste ervan van Walcherse makelij waren. Dat geldt in ieder geval voor alle Walcherse slavenschepen in deze periode waar van de herkomst wel bekend is. Ook de MCC gebruikte slechts lokaal gebouwde schepen in de slavenhandel, meestal gebouwd op de eigen Middelburgse werf. Een lijst van zeegaande schepen gebouwd op particuliere Middelburgse wer ven laat zien dat 53 procent van de tussen 1750 en 1769 gebouwde zeeschepen ten minste één slavenreis maakte. Voor de periode tussen 1770 en 1794 gaat het zelfs om 70 procent.34 Het nabijgelegen Vlissingen bezat ook meerdere scheeps werven. Hoewel daarvan geen cijfers zijn overgeleverd, is het zeker dat ook die werven slavenschepen bouwden. Zo bouwde de werf van de gebroeders Arie en Jacobus van Drongelen in 1768 het schip Herstelder, dat de MCC later inzette als slavenschip.35 Ook de Maria Magdalena van de firma Jan de Zitter zonen was gebouwd in Vlissingen.36 Bij de scheepsbouw en -reparatie waren niet alleen werven betrokken, maar ook touwslagers, houtbewerkers, lijnbanen en smeden. In totaal werkten er jaarlijks waarschijnlijk minstens 300 mensen aan het bouwen en repareren van slavenschepen. Het uitreden van een slavenschip leek in veel opzichten op het uitreden van ieder ander koopvaardijschip. Toch waren er wel enkele bijzonderheden. Zo had den slavenschepen een relatief grote bemanning (gemiddeld 36 man) en duurden de reizen vrij lang (gemiddeld 18 maanden). Brood en vlees waren de belangrijkste voedingswaren voor die bemanning. Tussen 1760 en 1775 waren er jaarlijks tussen de 300 en 350 mannen onderweg op een Vlissings slavenschip en 200 tot 250 man op een Middelburgs schip. Omdat het grootste deel van hen van buiten Walche- 203 32 TSTD Voyages Database. 33 Zie ook: Victor Enthoven, Pinassen, jachten en fregatten. Schepen in de Nederlandse trans-At lantische slavenhandel. In: Remmelt Daalder, Dirk J. Tang en Leo Balai (eds.), Slaven en sche pen in het Atlantische gebied. Leiden: Primavera Pers, 2013, 50-64, 61-63. 34 H.M. Kesteloo, De stadsrekeningen van Middelburg, IX. 1700-1810, in: Archief. Vroegere en latere mededelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, 8:5 (1902), 199-202. 35 NL-MdbZA, MCC 1138.1, contract tussen Snouck Hurgronje Louijssen en scheepsbouwers Arij en Jacobus van Drongelen, 1 september 1768 (scan 2). 36 NL-UtrHUA, De Beaufort 317, afrekening 1/64" part in de Magdalena Maria. De boekhouder kreeg een 'douceur van de stad voor den aanbouw van 't schip' van ƒ180.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 204