Marinus Leenaert Gillissen, broeder van 1613 tot 1619.
Cornelis Pieters Adriaens, broeder van 1613 tot 1630 (doodschuld).
Leenaert Jacobs Verwarde, broeder van 1613 tot 1622. Leenaert was een zoon van
de in 1613 overleden Jacob Adriaens Verwarde, die op de zilveren beker van 1595
staat vermeld.
Andere schenkingen
Zoals eerder gemeld behoorde tot de roerende goederen die aan het gilde werden
geschonken ook een zilveren lepel van Michiel Hendricks Piggen. Deze schepen
en burgemeester stierf in 1612 of 1613. De lepel zal meer hebben betekend dan het
tegenwoordig als gebruiksvoorwerp heeft. In de middeleeuwen waren lepels zeer
kostbaar. Ze waren van hout, koper of tin en zilver.
Het was tot in de zeventiende eeuw gebruikelijk dat iedere gast zijn eigen bestek
meenam. Op een tekening van Pieter Brueghel van circa 1550 draagt een pelgrim
een vermoedelijk houten lepel aan zijn riem. De zilveren gildelepel is echter niet de
lepel die nu nog wordt toegeschreven aan het Sint-Jacobsgilde. De huidige lepel van
32 gram zilver draagt de keurtekens van Middelburg, de jaarletter Z (1736) en het
meesterteken IP dat toebehoorde aan Jacobus Prié, een Middelburgse zilversmid.
Op de achterzijde van de lepel, die wordt omschreven als steel eindigend in een tre-
foille ('klaverblad'), die aan de andere zijde door middel van een naald overgaat in de
bak, staat de inscriptie A.D.M.C.32 Ook de betekenis van deze letters is onbekend.
Wellicht vormen ze ook initialen. Mogelijk is de lepel tijdens een gildemaaltijd ver
wisseld met de lepel die in het begin van de zeventiende eeuw is geschonken.
Het archief van het gilde noemt in de 'memorie van de St. Jacob juweelen' van
1617 naast de 'cop, kelck en lepel' ook drie hoorns, afkomstig van Arend Maryniss,
Aechtken Helle en Cornelis Claes. Dit kunnen drinkhoorns zijn geweest, doch
ook pelgrimshoorns, die werden geblazen tijdens religieuze processies. Hiermee
dacht men boze geesten te verdrijven en werd de aandacht van toeschouwers ge
trokken. De hoorns zijn verloren gegaan, evenals het 'tafelken van vrijen delen
met twee schraghen' dat Aechtken Helle schonk.
Predikant Johannes Was heeft in 1850 voor zijn onderzoek naar het Sint-Ja
cobsgilde meer archiefstukken van dit gilde gezien dan nu bekend zijn. Hij noemt
44
Het Sint-Jacobsgilde in Sint-Maartensdijk
32 J. de Bree, Zeeuws zilver. Voornamelijk met betrekking tot Middelburg. Schiedam: Interbook
International, 1978.