Sint-Maartensdijk medestander van de 'preciezen. Het stadsbestuur vroeg hem
de goederen van het gilde over te dragen aan de stad en toe te staan die te gelde
te maken.39
Prins Maurits gaf de gildegoederen bij akte van donatie van 11 juni 1623 aan de
stad. Kennelijk had de stad de prins laten weten dat het gilde was uitgestorven.
Het gilde, dat op dat moment vermoedelijk nog zes broeders had, bestreed dit
en vroeg advies aan een zekere Van Gelder in Middelburg. Dit advies kwam op
12 juli 1624 gereed. Aan de hand van het document werd een rekest geschreven
waarin werd gesteld dat enige lieden de prins abusievelijk te kennen hadden ge
geven dat het gilde zou zijn uitgestorven. Hoewel er broeders stierven, werden
geregeld nieuwe leden gekozen, die elk jaar hun vergaderingen en bijeenkomsten
hielden, gildelanden verpachtten, inkomsten inden en de jaarrekening opmaak
ten. De stichting van het gilde had zo ver in het verleden plaatsgevonden dat de
mensen er geen herinnering meer van hadden. De door verschillende broeders
geschonken percelen grond dateerden van enige tijd na de troebelen en waren uit
louter vrijgevigheid afgestaan. Deze giften waren niet gedaan in de oude tijd. Ook
was er sinds lang geen broeder meer geweest die de intentie had om naar Santiago
te gaan of een medelid hiertoe aan te zetten. Het gilde bestond uit
Drie gildebroeders zijn vermoedelijk indertijd, zoals hiervoor gemeld, met Aecht-
ken Helle in Den Haag geweest om deze zaak te bepleiten. Wat de uitslag is ge
weest, kan men enigszins opmaken uit een kopie van een stuk van 29 november
1625 van burgemeester Pieter Couwenhoven en schepen Cornelis Elants, als ver
tegenwoordigers van de magistraat, waaruit blijkt dat de rechtelijke procedures
waren opgeschort uit respect voor den heer Jacob van der Does, eerste raad en
griffier van de prins en advocaat bij het Hof van Holland. De zaak met 'onse goede
ingesetene ende medeborgers' werd in der minne geschikt. Wel was er op 29 sep-
48
Het Sint-Jacobsgilde in Sint-Maartensdijk
eerlijcke ghequalificeerde personen, sommighe uuyt de wet ende andere die
gheemployeert werden in andere eerlijcke, des stads dyensten, ghelijck als wees
meesters, godshuysmeesters, armmeesters, ghesworens van de dijckagie ende
dyerghelijcke.40
39 De 'rekkelijken' gaven in de zeventiende en achttiende eeuw een ruimere uitleg aan de calvinis
tische leer dan de 'preciezen'.
40 GAT, Archief Sint-Jacobsgilde in Archief stad en gemeente Sint-Maartensdijk, 1577-1936, inv.
nr. 1043.