heeft helpen staende houden.' Ook in 1650 komt het gilde ter sprake in de kerken
raad. Men besluit dan Jan Smalheer aan te spreken omdat men zei dat hij het gilde
in zijn huis had ontvangen.
Nieuwe poging naasting gildegoederen
In 1657 moest de Noordpoort van de stad worden hersteld. Aangezien prins Mau-
rits dit indertijd in de akte van donatie van de gildegoederen als voorwaarde had
gesteld, achtte de magistraat het tijdstip gunstig om opnieuw een poging te doen
deze goederen te verwerven. De thesaurier van de smalstad, Adriaan Catshouck,
gebood toen de pachters van het gilde hun pacht aan hem te betalen. Ook nu
toonde het gildebestuur zich weerbaar en bracht het de zaak voor het Hof van
Holland. De magistraat verzocht nu tussenkomst van de Nassause Domeinraad,
die het rekest met bijlagen in 1659 ter beschikking stelde van de confrérie van Sint
Jacob om daarop te reageren. De zaak liep hoog op. In november 1664 ontving
drost David Godijn een sommatie om na de 'vacantie in Zeelant' in gijzeling te
gaan in de 'castelenie, de conciergerie en civiele gevangenis van het Hof van Hol
land, ten huize van kastelein (cipier) Cornelis Becx in Den Haag.43 De gijzelkamer
was ondergebracht in wat wij nu kennen als de Gevangenpoort aan het Buiten
hof. De gijzeling werd uitgesteld tot na Pasen. In verband met de kosten en om
verdere verbittering en verwijdering te voorkomen omdat die de stad veel nadeel
gaven, kwam het op 10 april 1665 tot een minnelijke schikking. De stad behield
de pachten en renten die zij gedurende het proces had ontvangen, en zij zou nog
restanten pacht ontvangen die Michiel Mol tot het jaar 1664 schuldig was. De stad
deed echter afstand van de rechten die zij meende te hebben op de goederen van
het gilde en beloofde de broeders niet meer te zullen molesteren.
Het gilde sterft uit
De jaren daarna komt - en blijft - het gilde in rustiger vaarwater. Vanaf 1672
gedraagt het zich, zoals eerder vermeld, ook als sociale instelling. Langzaam ver
mindert de levensvatbaarheid van het gilde.
Uiteindelijk sterft het in 1749 uit met de dood van de laatste broeder, Caesar
Roelandi, doctor in de medicijnen. In verband met de zwakke financiën van de
stad stelde drossaard Willem Hendrik Nolthenius enige jaren later voor de bezit-
Het Sint-Jacobsgilde in Sint-Maartensdijk
43 Deze 'vacantie in Zeelant' eindigt met Maria Lichtmis, een christelijke feestdag die 40 dagen
na Kerstmis op 2 februari wordt gevierd.