62 Het dagboek van Samuel de Wind (1742-1803), stadsvroedmeester te Middelburg De twee delen van het dagboek omvatten in totaal 318 baringsverslagen, die hij in de periode januari 1767 tot en met september 1802 heeft opgeschreven.25 Tussen de verslagen staan notities, waarin hij beschrijft hoe hij bij 22 vrouwen die al be vallen zijn, de vastzittende nageboorte afhaalt. Het aantal jaarlijkse verlossingen dat hij noteert in zijn dagboek, varieert tussen 30 in 1771 en slechts één in de jaren 1795-1801. Tussen 1770 en 1780 doet hij de meeste verlossingen, daarna begint een geleidelijke daling. In de jaren negentig lijkt hij zijn werk af te bouwen. Dat valt samen met de tijd waarin zijn zoons na elkaar stadsvroedmeester worden. In 1793 en 1794 noteert hij alleen nog bevallingen bij familieleden. Tenslotte beschrijft hij in 1802 vijf zeer gecompliceerde verlossingen, waarbij hij door collega-vroed- meesters om assistentie is gevraagd.26 De Wind begint zijn dagboek met een korte inleiding, dezelfde tekst als waar mee hij de beschrijving van de inhoud van zijn instrumentenkoffer begint. Hij geeft hier direct zijn visie op de verloskunde. Hij schrijft dat het voor een vroedmeester noodzakelijk is dat die 'de nodige kennisse der deelen' heeft en dat hij zich telkens realiseert hoe ver 'den arbeid is gevorderd! Met dat oogmerk beschrijft hij dan 'een kleine bibliotheek in de Vroedkunde. Eén van de beste auteurs op dat gebied vindt hij zijn Parijse leermeester Levret met diens 'doorwrochte' leerboek. Gevoegd bij de platenatlas van de bekende Engelse verloskundige William Smellie en een boekje over de verloskundige hefboom, geeft dat hem de nodige informatie over de vrou welijke anatomie en het verloop van bevallingen. 27 Bovendien kan men zich zo ook in korte tijd een 'exact denkbeeld formeeren' van de werking van de drie belangrijk- 25 De verslagen zijn 1 tot en met 313 genummerd; de nrs. 72 en 309 zijn tweemaal gebruikt (bij 309-1, wordt zijn hulp door een vroedvrouw ingeroepen, bij 309-2 door een vroedmeester) en de verslagen van twee casusparticulares, op 13 februari 1773 en 7 augustus 1774, zijn onge nummerd, evenals de bevalling van mevrouw Boddaert op 2 augustus 1796 - de enige dat jaar - waarvoor hij besproken was, maar van wie het kind al geboren was, toen hij arriveerde (niet genummerd, erboven: afhaaling nageboorte; deze verlossing is wel meegeteld). Derhalve bestaat het dagboek uit totaal 318 verslagen. Bij verslag nr. 310 heeft hij in de marge geschreven casus terribilis; bij verslag nr. 312 casusperdifficilis. ZB, hs.nr. 4788 bevat lijstjes met beval lingen 'binnen en buiten Middelburg gehaald', 1767-1775, 1791-1802, waarbij De Wind alleen datum, plaats, levend- of doodgeboren en zoon of dochter vermeld heeft. Deze lijstjes corres ponderen met de bevallingen die in het dagboek beschreven zijn, behalve een lijstje van 8 familieleden en 4 notabele dames - 12 in totaal - waarvan er 10 niet in het dagboek voorkomen. 26 In januari 1802 verlost De Wind, op verzoek van een vroedvrouw, nog een vrouw van een dood kind (verslag nr. 309). De verslagen nr. 310 tot en met 313 zijn de gecompliceerde verlossingen waarbij hij door collega's om assistentie is gevraagd. 27 André Levret, Lart des accouchements. Parijs: Delaguette, 1753; William Smellie, A set of ana tomical tables. Londen, 1754; Jacobus de Visscher Hugo van de Poll, Het ontdekt Roonhuisi- aansch geheim in de vroedkunde nader opgeheldert en bevestigt. Leiden, 1753.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2020 | | pagina 63