ste verloskundig instrumenten. Achtereenvolgens noemt hij de verlostang (forceps)
van Levret en die van Smellie en de hefboom (vectis) van Rhoonhuyzen. Hij besluit
zijn inleiding met een overzicht van de vier verschillende stadia van indaling van
het kinderhoofd in het bekken. Daarbij geeft hij bij ieder stadium aan welke van
de genoemde instrumenten gebruikt kan worden. In de marge schrijft hij: 'men zij
egter ten uijtersten voorzigtig in het gebruik van alle deze instrumenten'.
De baringsverslagen
Ieder verslag begint met de datum en het jaar van de bevalling, soms ook het
tijdstip waarop De Wind geroepen is. De barende vrouw wordt aangeduid als 'de
vrouw van' met de naam van haar man, soms met de toevoeging van diens beroep.
Hoogst zelden noemt hij haar eigen naam. Als het een notabele vrouw betreft,
duidt hij haar aan met 'Egtenoote van' of 'mevrouw'. Ook het adres van de vrouw
noteert hij, dat wil zeggen de straat of de naam van het huis. Als de bevalling bui
ten Middelburg is, wordt de plaats genoemd. Soms is de aanduiding heel vaag als
de verlossing ergens op het platteland is geweest, bijvoorbeeld 'aan een Zoutkeet.
Als het om een eerste kind gaat, vermeldt De Wind de leeftijd van de vrouw. Als
de vrouw wat ouder is, ziet hij dat vaak als de oorzaak van problemen. 'Bejaard'
noemt hij haar dan, een kwalificatie die wel in het perspectief van die tijd gezien
moet worden. In het verslag van een jonge 16-jarige moeder schrijft hij met enige
humor: 'remarquabel was het, dat de kraamvrouws moeder, welke bij de verlos-
sching adsiseerde, even 34 jaaren had bereijkt, en in 't bloejenst van haar ouderdom
grootmoeder was geworden, hebben op haar 17e jaar deeze dogter gewonnnen.
Sommige verslagen zijn heel summier. Als een bevalling zonder problemen
verloopt, schrijft hij naturaliter boven het verslag. Bij complicaties is de beschrij
ving uiteraard veel uitvoeriger. Het geslacht van het kind wordt altijd vermeld en
ook of het levend of dood ter wereld komt. Eenmaal staat in het dagboek dat het
kind 'uit nieuwsgierigheid' is gewogen, maar een exact gewicht is in geen enkel
verslag genoteerd. Wel schrijft De Wind soms dat het kind erg groot is, wat de
uitdrijving moeilijk heeft gemaakt. Aan het eind van ieder verslag beschrijft hij de
toestand van de moeder na de verlossing en in het kraambed. Vaak gebruikt hij
dan termen als 'reedelijke welvaarend' of 'spoedig hersteld'. Het geven van borst
voeding ziet hij altijd als een teken van herstel en goede gezondheid van de vrouw.
Dat geldt ook voor de notabele vrouwen. Nergens wordt vermeld dat deze vrou
wen van een min gebruik maakten. Wel schrijft hij dat bij mevrouw Van Citters
'een boerekind en trekglazen' gebruikt worden om de borstvoeding op gang te
Mely van Malenstein
63